...

Sinds 1 mei 2016 zijn nieuwe nomenclatuurnummers van kracht voor cardiologen, orthopeden, pediaters,... die een permanentie op de spoed waarnemen.Daarmee krijgen ze een honorarium dat vergelijkbaar is met een consultatie inwendige geneeskunde. Dat is een goeie vier euro minder dan het honorarium dat een spoedarts opstrijkt."Deze specialisten gebruikten vroeger hetzelfde nomenclatuurnummer als de spoedarts. Nu moeten ze de goedkopere prestatie rekenen", legt dr. Jan Stroobants, spoedarts van het ZNA, ons uit. Hij is ook voorzitter van BeCEP (Belgian College of Emergency Physicians).De audit van het Riziv berekent dat het huidige goedkopere tarief waartegen deze artsen werken in 2016 goed 1,15 miljoen euro uitspaarde. Op jaarbasis zou de besparing 2,17 miljoen bedragen.Dat gastro-enterologen, urologen, neurochirurgen - een 13-tal specialismen in totaal - diensten mogen draaien op de spoed, is het gevolg van een - al lang lopende - overgangsmaatregel. Die moet het tekort aan spoedartsen opvangen. Normaal liep de maatregel ten einde op 31 december 2016. Maar een Besluit van de Vlaamse regering verlengde de regeling tot eind 2020.Jan Stroobants noemt het unfair dat deze specialisten nu tegen een goedkoper tarief moeten werken. "Ze doen hetzelfde werk en dragen dezelfde verantwoordelijkheid. Dit is een zuivere besparingsmaatregel. Bovendien kunnen deze artsen dikwijls voor vergelijkbaar werk op hun eigen dienst een hoger honorarium rekenen."Maar er is wel meer dat niet klopt op de spoeddienst, zucht hij. "Voor nogal wat prestaties die de spoedarts levert, kan hij geen prestatie rekenen. De patiënt onder narcose brengen, bijvoorbeeld, wat je toch niet kunt uitstellen tot er een andere arts komt. Voor nogal wat connectieprestaties bestaat er geen nomenclatuurnummer - ook dat is een zuivere besparing."