...

Voor haar proefschrift (1), dat Smeijers recent verdedigde aan de Universiteit van Leiden, onderzocht de Nederlandse welke specifieke problemen er spelen in de medische hulpverlening aan dove en slechthorende patiënten (DSH), hoe groot de gevolgen van deze problemen zijn en hoe zij eventueel verholpen kunnen worden.Als arts en taalkundige merkte ze naar eigen zeggen op dat het beeld dat veel artsen hebben van de medische hulpverlening aan dove en slechthorende patiënten, sterk verschilt van het beeld dat deze patiënten zélf hebben van de zorgverlening en van (hun) artsen.Het proefschrift bestaat uit verschillende deelonderzoeken. In een ervan onderzocht Smeijers de communicatie tussen 32 dove/ernstig slechthorende patiënten en hun huisartsen aan de hand van vragenlijsten. Uit de antwoorden bleek dat in 39% van de consultaties de kwaliteit van de communicatie 'gemiddeld' of 'slecht' wordt genoemd (door patiënt en dokter). Smeijers wijst in die context op een vergelijkbare studie (2) bij huisartsen en patiënten van etnische minderheidsgroepen in Nederland; daaruit blijkt dat er in 33% van de huisarts-patiëntrelaties communicatieproblemen worden ervaren, terwijl tussen huisartsen en patiënten met dezelfde taal- en culturele achtergrond, slechts 13% van de mensen communicatieproblemen ervaren.GebarentaalUit het proefschrift blijkt verder dat 30% van de ondervraagde huisartsen denkt dat Nederlands de moedertaal van hun dove patiënt was, terwijl dat de Nederlandse Gebarentaal is. Daarnaast kon slechts een kleine groep huisartsen het opleidingsniveau van hun patiënten juist inschatten.Slechts één huisarts was zich bewust van het bestaan van een dovencultuur en de Nederlandse Gebarentaal. Acht op de tien huisartsen vinden het weliswaar relevant om kennis te hebben over de dovencultuur. In het algemeen evalueerden de huisartsen de kwaliteit van communicatie met hun dove patiënten beter dan de patiënten zelf. Ongeveer de helft van de bevraagde patiënten vindt dat hun huisarts 'redelijke' of 'goede' uitleg geeft. Volgens meer dan de helft legt hun huisarts de diagnose vaak of altijd goed uit, hetzelfde geldt wat de behandeling betreft.Diagnose duidelijkNegen op de tien huisartsen denken dat ze de diagnose vaak of altijd helder kunnen uitleggen. Hier tegenover staat dat (slechts) een op drie denkt dat ze de behandeling altijd duidelijk uitleggen. Volgens 65% is dat meestal wel het geval, een kleine 4% zegt hier slechts af en toe in te slagen. Geen enkele huisarts gaf aan het moeilijker te hebben met het begrijpen van een medisch probleem waarmee een dove patiënt zich aandient in vergelijking met een medisch probleem van een horende patiënt. Toch geeft slechts 35% onder hen aan dat de reden voor de consultatie hen altijd duidelijk is. Voor 57% is dit meestal wel het geval. Volgens een kwart (26%) van de ondervraagde huisartsen neemt een consultatie met een dove patiënt nooit meer tijd in beslag (de gemiddelde consultatieduur in Nederland is zeven minuten, nvdr). Bij 61% van de huisartsen is dit soms het geval, 13% rapporteert dat dergelijke consultaties wél vaak langer duren.In de vrij in te vullen ruimte van de vragenlijst gaven tot slot "heel wat" patiënten aan dat ze problemen ondervonden bij het contacteren van hun huisarts omdat het belangrijkste medium de telefoon is.Een nadeel van dit deelonderzoek, zo besluit Smeijers, is dat er geen 'horende' controlegroep betrokken werd. In die zin kan niet gezegd worden of dove patiënten significant meer communicatieproblemen ervaren bij de huisarts. De (samenstelling van de) groep ondervraagde patiënten is niettemin representatief voor de Nederlandse dovengemeenschap, aldus de arts.(1) Smeijers, Anika S. (2019) Availability and accessibility of healthcare for deaf and hard of hearing patients. Leiden: University of Leiden, 228 blz.(2) Van Wieringen, Joke C., Johannes A. Harmsen and Marc A. Bruijnzeels (2002). Intercultural Communication in General Practice. In: European Journal of Public Health 12(1): 63-68.