...

"Ik heb patiënten die naar hier komen omdat ze weten dat ik koers", zegt dokter Alexander De Keersmaeker, sportarts en huisarts in Beveren, en wielrenner bij DCR, een ploeg bij de elite zonder contract, de hoogste categorie onder het profniveau. "Naast een diploma geneeskunde heb ik ook een master lichamelijke opvoeding, met als specialisatie training-coaching in het wielrennen, dus daardoor heb ik wat meer achtergrondkennis op dat vlak." Vanwaar die twee diploma's? Ik ben gestart met LO. Ik had aanvankelijk wat schrik van studeren, maar na twee jaar bleek dat ik studeren toch niet zo erg vond. (lacht), Omdat ik niet goed wist wat ik met dat diploma alleen zou doen, ben ik begonnen met geneeskunde, omdat ik sportarts wilde worden. Daarna heb ik mijn opleiding LO afgewerkt, omdat een bijkomend diploma LO toch een meerwaarde biedt. Verder heb ik ook nog een manama sportgeneeskunde gevolgd. Het was wel de bedoeling om naast de huisartsgeneeskunde met sport bezig te blijven. Sport is een deel van mijn leven, daarop wil ik blijven focussen. Hoelang koerst u al? Ik ben pas als junior begonnen met fietsen, daarvoor deed ik aan voetbal, atletiek, tennis en badminton. In competitieverband koers ik nog maar sinds mijn 17de. Het probleem met fietsen is dat trainen veel tijd vergt, waardoor je minder aan andere sporten toekomt. Als we met de ploeg trainen, zijn dat vaak ritten van vier of vijf uur. Dat heb ik nodig voor de wedstrijden die ik rijd. Maar ik probeer ook core- en stabilisatietraining te doen, gecombineerd met lopen in de winter, in functie van het wielrennen. Ik heb wel eens de mogelijkheid gehad om naar een continentaal team te gaan, maar op dat moment studeerde ik al geneeskunde. Ik besefte ook wel al dat ik niet de nieuwe Tom Boonen ging worden. Als ik al prof zou geworden zijn, dan was ik wellicht nooit doorgebroken. Nu heb ik als puncher - iemand die op een kleine helling een verschil kan maken of een sprint kan winnen van een beperkte groep - al een vijftal koersen gewonnen." Hoe vaak koerst u? Bijna elk weekend is er wel een competitie. Ik rijd soms interclubs, dan rijden de profs van morgen van de grotere ploegen soms mee. Dus dan is het lastig om te winnen. De laatste jaren zijn er ook minder koersen. Tien jaar geleden kon je kiezen waar je ging rijden, nu zijn er zelfs wachtlijsten. De kans dat je mag meedoen, vooral in het voorjaar, is kleiner én er starten meer goede renners." Is uw kijk op de koers in de loop der jaren veranderd? Om een voorbeeld te geven: ik heb de Grote Prijs Wilfried Peeters gereden in Mol; tot de laatste vijf kilometer zie je renners gevaarlijke manoeuvres maken die je zelf tien jaar geleden ook gedaan zou hebben, maar nu rem ik toch al eens gemakkelijker. Als je jonger bent denk je minder bij na. Rijden ze bij de elite zonder contract anders dan bij de profs? Soms rijden we mee in een kermiskoers met profs. Oliver Naessen bijvoorbeeld heeft lang bij de elite zonder contract gereden. Remco Evenepoel is een uitzondering die van de junioren rechtstreeks naar de profs is gegaan. Maar de meeste profs komen eerst nog uit bij de beloften, die samen met de elite zonder contract rijden. Profs rijden gemiddeld gezien niet veel sneller dan wij, maar het is op de momenten dat het ertoe doet, dat ze sneller rijden, (lacht) bijvoorbeeld op een helling of in de finale. Profs rijden ook meer in ploegverband. Een vroege vlucht laten ze wel eens vertrekken, maar die halen ze dan gecontroleerd weer in. Bij ons haalt een vroege vlucht geregeld als eerste de finish. Waarvan droomt u nog als renner? Het is nog altijd mijn ambitie om nog eens een koers te winnen. Ik heb mijn eerste overwinning behaald in een kermiskoers in Rijkevorsel. Maar ik heb ook de Liedekerkse Pijl gewonnen, een interclubkoers voor de beker van België, waar de opleidingsploegen van Lotto en QuickStep aan de start stonden. Bij de elite zonder contract rijden renners voor wie het realistisch is om te dromen van een profcontract. Er zijn er zelfs die tegen het einde van het seizoen al weten dat ze een profcontract zullen tekenen. Je koers dus tegen mannen die alles op de koers zetten, en daarnaast ook geen andere job hebben. Het is niet gemakkelijk daartegen op te boksen. Nu heb ik daar geen problemen mee, maar van het moment dat ik achteraan het peloton alle moeite moet doen om nog mee te kunnen volgen, zal ik de competitie achterwege laten. Ik zal wel altijd blijven fietsen, omdat het zo leuk is.