...

Aan het woord is Vaso-voorzitter dokter Jonas Brouwers (KU Leuven), wellicht de bekendste arts in opleiding van Vlaanderen. In het voorjaar onderhandelde hij succesvol een nieuw sociaal statuut voor assistenten. Het maakt hem tot een waardige genomineerde voor de Specialist van het Jaar. Management en communicatie liggen hem het best, zegt hij. "Ik heb dat altijd graag gedaan en het kost me weinig moeite. Dat was al zo in mijn studietijd bij het VGSO en nu ook bij Vaso. Dat staat los van de covidpandemie." Brouwers verdedigde eerder al de circa 500 aso's binnen UZ Leuven en doet dat nu dus op grotere schaal ook in de onderhandelingen met de Vlaamse en federale overheid. "Communicatie is daarbij natuurlijk erg belangrijk. Ik kreeg de gelegenheid om in het VRT-actualiteitenprogramma Terzake het Vaso-standpunt uiteen te zetten. Dat ervaarde ik persoonlijk als zeer stressvol. Ik herinner me er weinig van, het was een drukke dag. Aangezien we de vragen niet vooraf kregen, was me voorbereiden onmogelijk. Het moeilijkste is natuurlijk om niemand voor het hoofd te stoten. Ik hoor dat het goed is uitgedraaid. Van belang is dat de problematiek zo onder de aandacht van de publieke opinie komt." Zelf heeft Brouwers intrinsieke aanleg voor communicatie en management. Tegelijk is hij ervan overtuigd dat elke arts daarin kan groeien. "De rollen van manager en communicator opnemen, is een belangrijk toekomstig aspect van het beroep, ook op lokaal vlak. Dat is bijvoorbeeld het geval in associaties en netwerken." Momenteel is Jonas Brouwers voltijds verbonden aan het Leuvens Instituut voor Gezondheidsbeleid (LIGB) en dus vooral wetenschappelijk actief. Zijn doctoraat gaat over zorgkwaliteit en de financiering ervan. "Dat is een grote werf. De financiering van kwaliteit gebeurt nu erg versnipperd. De incentives zitten vaak verkeerd. Complicaties en fouten, iemand aan de verkeerde zijde opereren bijvoorbeeld, worden niet afgestraft. Wel integendeel. Daardoor verblijft de patiënt langer in het ziekenhuis en/of is een nieuwe ingreep nodig en dat wordt gehonoreerd." Door deel te nemen aan wachtdiensten en door week- en avondwerk te doen, houdt Brouwers wel voeling met de klinische praktijk in zijn specialisme orthopedie. "Zo blijven de verschillende elementen in balans", zegt hij daarover. Samenwerken is een ander dada van de Leuvense orthopedist. "Ik ben bijvoorbeeld een grote fan van de nieuwe ziekenhuisstage voor huisartsen in opleiding. Het zou ook zeer nuttig zijn indien aso's stage zouden lopen in een huisartspraktijk. Of zouden samen- werken met thuisverpleegkundigen, huisartsen, kinesitherapeuten...Op multidisciplinariteit moet de opleiding verder inzetten. Dat verhoogt de kneedbaarheid en het maakt mensen bewust van het belang van transmuraal werken, over de lijnen heen." Ook binnen het ziekenhuis vindt dokter Brouwers het 'vanzelfsprekend' dat de muren tussen artsen, verpleegkundigen, logistiek personeel, zorgkundigen... gesloopt worden. "Op de dienst traumatologie is bijvoorbeeld het lokaal voor assistenten en stafleden samengevoegd met het lokaal voor verpleegkundigen, administratief personeel, kinesisten... Zo is de muur tussen de twee letterlijk gesloopt. Het is een gezellige drukte en zo is iedereen goed op de hoogte en groeit het wederzijds respect. Die openheid installeren in de diensten, ziekenhuizen en het beleid is gunstig voor de patiënten." De toekomst houdt Jonas Brouwers erg bezig. "Jonge artsen staan voor heel wat uitdagingen maar kijken te weinig vooruit. Ze zijn hier en nu bezig en hollen zichzelf vaak voorbij", stelt hij vast. "Over de toekomst durven nadenken, is echter belangrijk voor jezelf. Het is een recept tegen burn-out, het vermijdt dat je tegen een muur botst." Brouwers is ervan overtuigd dat we ons op een kantelmoment in de gezondheidszorg bevinden. "Hoe gaan we met gezondheid om? Met gezondheidsstructuren? Met de ziekenhuisorganisatie? Ik ben fan van het netwerkidee maar dan vooral van expertisenetwerken. In de praktijk lopen de huidige locoregionale ziekenhuisnetwerken soms moeilijk. Wel werden op twee jaar tijd heel wat vorderingen gemaakt. Op zich is het al positief dat men met elkaar praat." Volgens Brouwers zijn jonge artsen het meer dan hun oudere collega's gewend om in netwerken te werken. "Pancreas- of slokdarmchirurgie wordt gecentreerd. Niet elke assistent krijgt ermee te maken en dat aanvaarden we ook. De pathologie wordt verdeeld. In orthopedie accepteren we de laag- variabele zorg. Dat was 20 jaar geleden ondenkbaar. Gedragen door het medisch korps boeken we winst", dixit Brouwers. Nog een werf: een nieuw financieringsmodel, een andere betalingswijze voor artsen. "Er is de grote spreidstand tussen de disciplines, er zijn de verschillen in afdrachten, de supplementen... Vaso wil mee de lijnen uitzetten maar eerst moeten we weten wat jonge artsen willen. De artsensyndicaten tellen weinig jongeren, die zijn vooral binnen Vaso actief. Waar willen we naartoe? Welk statuut willen we? Daarover organiseert Vaso weldra een bevraging. Een pasklaar antwoord hebben we nog niet. Wel is alles aan alles gelinkt. Als het model voor de ziekenhuis- financiering niet verandert, kan ook het betalingsmodel van de artsen niet wijzigen." Tot slot is de zorg voor de zorgverlener, een goede balans tussen werken en leven, een belangrijk aandachtspunt voor dokter Brouwers. "We zijn verkeerd bezig als we assistenten niet fatsoenlijk kunnen opleiden binnen werkweken van 60 uur. In het buitenland kan het wel. Jonge artsen vinden andere zaken belangrijk dan ouderen. Ze kijken anders naar de balans. Beschikbaarheid is in de geneeskunde erg aanwezig en ook daarvoor is een nieuwe balans nodig. De toegankelijkheid van de zorg mag niet in het gedrang komen. Best practices, oplossingen die zorgen voor een nieuw evenwicht tussen levens- en zorgkwaliteit komen er wel. Ze groeien aan de onderhandelingstafel."