...

Net als voor de aanpak van andere chronische aandoeningen heeft de huisarts heel wat troeven in handen voor de opvolging van personen met hiv. Naar aanleiding van Wereldaidsdag op 1 december zet Dr. Tine Van Haegenborgh die pluspunten op een rijtje.Tien jaar leidde Dr. Van Haegenborgh een netwerkje voor huisartsen in Antwerpen, met de bedoeling de kennis rond hiv te updaten, en de rol van de huisarts te benadrukken. "We hebben toen ook een draaiboek geschreven met wat de huisarts kan doen, en blijven doen, ook als de therapie moeilijk wordt. Als huisarts blijf je immers een basisrol spelen in de opvolging van personen met hiv", benadrukt ze. "Via een aantal handvaten, een aantal beslissingsbomen, en mits een goede samenwerking met een aidsreferentiecentrum (ARC) kunnen we mensen met hiv zeker begeleiden, net zoals we heel wat andere chronische ziekten opvolgen." PluspuntenEén van de troeven van de huisarts is volgens Tine Van Hagenborgh zeker de laagdrempeligheid. "Mensen komen naar de huisarts met allerlei vragen, niet alleen voor hiv. Dat maakt dat ze in de wachtkamer in zekere zin een anonieme patiënt zijn. Maar ook de vertrouwensrelatie huisarts/patiënt die we altijd sterk benadrukken, is een pluspunt. En door in de wachtkamer te afficheren rond soa of hiv geef je aan dat je er open over wilt praten. Het continu beschikbaar zijn als huisarts is eveneens een troef. En het tweesporenbeleid: zowel de 'care' als de 'cure'." Momenteel gebeurt er volgens Van Haegenborgh ook heel wat rond gedragsverandering. "Als dat kan voor roken en voeding kan het ook voor hiv en seksualiteit. Ook op dat vlak kun je als huisarts een belangrijke rol spelen."Van test...In de verschillende fasen van de opvolging biedt de huisarts een meerwaarde. "Niet minder dan 60% van de hiv-tests gebeurt door de huisarts", zegt Tine Van Haegenborgh, erop wijzend dat de vraag voor een hiv-test vaak de vraag is voor een soa-test. "Als je die test zo breed mogelijk aanbiedt, met zowel een analyse van bloed als eerstestraalsurine, bijvoorbeeld voor Chlamydia, dan doe je toch wel een goede check-up. En daaraan kun je ook het gesprek koppelen over seksualiteit en preventie." Volgens Van Haegenborgh moet je als huisarts een beetje aanvoelen hoe je preventie bestrijkt. "Je merkt het bij roken en voeding ook. Als je er als hulpverlener te veel op gaat hameren, krijg je aversie. Als je het opengooit en bespreekbaar maakt, krijg je soms een heel andere dynamiek."Het meedelen van een positief testresultaat, de post-counseling, is een tweede specifieke fase. "Met ons huisartsennetwerkje hebben we destijds een protocol opgemaakt dat aangeeft waaraan je in dat stadium aandacht moet schenken: welke labtesten aanvragen, vaccinaties in orde maken, een RX-thorax, een nuchter lab voor cholesterol- en suikerbepaling vooraleer er ooit een behandeling wordt opgestart, eventueel counseling van de partner..."...tot leven metDe derde stap is dan de verdere begeleiding op langere termijn van de persoon met hiv. "Heel wat seropositieven hebben niet direct een behandeling nodig - of wensen die niet onmiddellijk - en komen dus niet meteen in een ARC terecht. Hen opvolgen behoort ook tot onze opdracht. Een eenvoudige T4-meting drie maal per jaar zal een mooi beeld geven van de curve, van de snelheid waarmee de T4-cellen dalen. Zolang ze boven de 500/µl blijven, kun je de betreffende persoon volgen zoals een seronegatieve persoon."Als de T4-cellen beginnen te dalen en een behandeling stilaan nodig wordt, is het volgens Tine Van Haegenborgh ook de taak van de huisarts om de persoon voor te bereiden op een behandeling die levenslang zal zijn, die een goede therapietrouw vergt, en die toch wel een impact zal hebben. "Soms verwijzen we vooraleer de behandeling wordt opgestart ook al eens naar een ARC om een patiënt gewoon te laten worden aan zijn status en wat hem mogelijk te wachten staat. Een contact op voorhand met de sociale dienst of met een therapiecounselor kan zinvol zijn." Maar ook nadat de behandeling is opgestart, kan de huisarts de persoon met hiv perfect blijven volgen, in samenspraak met een ARC. "Aandachtspunten blijven een regelmatige soa-check-up, vaccinaties, jaarlijks uitstrijkje..." Net als voor andere chronische aandoeningen volg je een soort guideline. "Wel vind je die guidelines niet zo makkelijk in de huisartsenliteratuur. Interessant is bijvoorbeeld de cursus 'Hiv, de klinische aanpak', die het Instituut voor Tropische Geneeskunde jaarlijks organiseert." De website www.hiv-druginteractions.org is nuttig in de begeleiding van personen in therapie. "Het uitgebreide farmacotherapeutische arsenaal heeft het er voor de huisarts niet echt makkelijker op gemaakt", zegt Van Haegenborgh. "Maar als je een website bij de hand hebt met interacties, en je kent een beetje de bijwerkingen en de systemen van inname (nuchter of niet...), dan lukt het wel. Ook de website www.hivbook.com bevat heel wat praktische info voor (huis)artsen."Wie zet eerste stap?Belangrijk in elk stadium is volgens Dr. Van Haegenborgh het blijven bespreekbaar maken van seksualiteit en risicogedrag. "Het is niet slecht dat de arts er telkens naar vraagt. Blijkbaar verwachten patiënten toch wel dat de hulpverlener dat thema aankaart." Tine Van Haegenborgh verwijst ook naar de handleiding Seksuele counseling van Sensoa, die het gedragsveranderingsmodel zoals bij rookstop hanteert. "Ik denk absoluut dat dit thema tegenwoordig makkelijker bespreekbaar is. Toch blijkt dat het nog vaak even gauw ter sprake komt op het einde van een consultatie. En dat kan te maken hebben met terughoudendheid bij de persoon met hiv maar ook bij de arts. Vaak verwacht de ene van de andere dat hij er als eerste over spreekt. Als artsen hiervoor alert zouden zijn, en de eerste stap zetten, denk ik dat mensen hen dankbaar zouden zijn."