"Het spijt ons. We hebben ons vergist en maken de betaling van uw moederschapsuitkering zo snel mogelijk in orde. We zorgen er voor dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren."
Dat, en dat alleen, was de correcte reactie geweest ten aanzien van huisarts Julie De Vos uit Gent wier moederschapsuitkeringen sinds haar bevalling op 9 november 2021 onterecht werden geweigerd (De Standaard 21 januari).
De arts, die ressorteert onder het zelfstandigenstatuut, kreeg kurkdroog te weten dat zij geen moederschapsuitkeringen kon krijgen omdat ze voorafgaand aan haar uitgerekende bevallingsdatum langer had doorgewerkt dan wettelijk toegelaten. De wet schrijft voor dat één week voor de uitgerekende datum van bevalling, en voor zelfstandigen minstens tot twee weken na de bevalling, alle activiteiten moeten worden stopgezet. Dit ter bescherming van de moeder en het kind.
Akkoord dat de uitkeringen niet toegekend worden voor die eerste week bevallingsrust, waarin de huisarts nog vier dagen doorwerkte, om haar collega's die verzopen in het werk te helpen. Er is een loon uit arbeid en dat is niet cumuleerbaar met een uitkering. Wat de wet niet voorschrijft, is om de uitkeringen voor de volledige periode van moederschapsrust - goed voor 4.000 euro - integraal te weigeren als er toch iets langer doorgewerkt wordt in die eerste week voorbevallingsrust.
Nochtans is dat de reden waarom haar uitkeringen werd geweigerd. Dat de werkelijke bevallingsdatum (9 november) nog 8 dagen later lag dan de uitgerekende bevallingsdatum (1 november) maakte de weigering nog absurder, want in de feiten was de huisarts dus méér dan een week voor haar bevalling gestopt met werken.
Goed dat er nu een oplossing is, maar het Riziv en de ziekenfondsen moeten met spoed uitklaren of er nog gevallen zijn zoals Julie De Vos
De dreiging dat de uitkeringen worden afgenomen als de voorbevallingsrust niet wordt gerespecteerd moet zelfstandigen ertoe aansporen om tijdig hun activiteiten stop te zetten. Die strikte redenering botst nochtans op haar limieten, want een jonge moeder die vlak voor en na de bevalling niet op uitkeringen kan rekenen zal zich net meer gedwongen voelen om het werk (te) snel te hervatten. En is ze dan wél beter beschermd?
De consternatie op sociale media leidde tot druk overleg tussen de CM, het RIZIV en het kabinet van minister Vandenbroucke, verantwoordelijk voor Sociale Zaken, en minister Clarinval, bevoegd voor het sociaal statuut en dus ook de moederschapsverzekering voor zelfstandigen. Het compromis was dat de uitkeringen voor de eerste week zouden niet toegekend worden, maar die voor de week waarin er niet gewerkt werd wel.
Applaus op alle banken, maar eigenlijk neemt deze oplossing de grote bezorgdheid bij UNIZO niet weg. Volgens ons was dit gewoon de correcte toepassing van de letter én de geest van de wet. Het is goed dat er nu een oplossing is gevonden voor dit individuele geval, maar het RIZIV en de ziekenfondsen zullen met spoed moeten uitklaren of er nog gevallen zijn waarin de regelgeving op deze wijze werd toegepast.
Indien nodig moeten ook die gevallen worden rechtgezet. En als uit de noodzakelijke juridische analyse zou blijken dat de wet toch correct werd toegepast, maar voor interpretatie vatbaar is (wat met voortijdige bevallingen?), dan zal men hierover snel rechtszekerheid moeten brengen. Werk op de plank!
Dit opiniestuk verscheen eerder op unizo.be.