Quousque tandem... zal men de noodkreten van onze jonge collegae naast zich neerleggen?

De eerste week van april muntte niet uit in schoonheid als het om de collegialiteit gaat onder artsen, en meer specifiek de collegialiteit met de jonge collegae in opleiding. Alhoewel op heel veel opleidingsplaatsen met respect wordt gewerkt aan de opleiding van jonge collegae, bleek uit recent onderzoek, geïnitieerd door collegae in opleiding, dat er nog steeds onaanvaardbare situaties blijven bestaan. En dat er dus nog heel veel ruimte is voor verbetering.

Het VGSO (Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg) publiceerde vorige week de resultaten van een studie over seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van studenten en assistenten in BMC Medical education (1). Recent publiceerde VASO (Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding) op haar website de resultaten van een bevraging over de inzet van assistenten tijdens de covid-19-crisis (2).

In de studie van het VGSO meldden 1.168 van 3.015 deelnemers (38,73%) slachtoffer te zijn geweest van ten minste één vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit percentage was het hoogst bij huisartsen in opleiding (53%), gevolgd door specialisten in opleiding (50%) en masterstudenten (39%).

Verder rapporteerde 32,9% (n = 153 mannen, n = 831 vrouwen) ten minste één ervaring met opmerkingen over het fysieke uiterlijk of respectloze (denigrerende, kleinerende) grappen.

Patiënten (54,4%), medische stafleden (46,6%), (mede)studenten (26,7%), supervisors (25,5%) en paramedisch personeel (20,1%) vertoonden seksueel grensoverschrijdend gedrag.

De hiërarchische positie van de specifieke persoon die het gedrag vertoonde (27,7%) en de onmogelijkheid om uit de situatie te vluchten (20%), werden het vaakst gerapporteerd als omstandigheden die dit gedrag vergemakkelijkten.

Uit de bevraging van VASO, met een respons van meer dan 1.000 Vlaamse specialisten in opleiding, blijkt dat assistenten een cruciale spil waren in covid-19-crisis. Zo werd 2 op de 3 ingeschakeld voor covidzorg. Echter werd bij de helft de arbeidstijden niet geregistreerd ondanks overuren en bijkomende wachten.

Verder werden ook heel wat overuren niet vergoed. De helft van de bevraagden geeft aan dat de tewerkstelling tijdens de crisis een negatieve invloed had op het professioneel en persoonlijk leven. Een kwart kreeg niet de premie waar ze recht op had. Twee op tien jonge artsen denken eraan met de opleiding te stoppen.

Als medeverantwoordelijke voor de opleiding van deze jonge collegae, valt het op dat wij deze anomalieën ook moeten vaststellen via de resultaten van deze bevragingen en dat zij dus niet rechtstreeks bij ons gemeld worden. Dit blijft de resultante van de catch-22 waarin deze jonge collegae zich bevinden. Men zal maar zijn kansen op een toekomstige tewerkstelling compromitteren door nu lastig te doen, dus zwijgt men liever.

Het ganse systeem waarbinnen we opleiden, is niet aangepast aan de noden van deze tijd. Vooreerst is er het statuut sui generis dat niet voldoet aan moderne tewerkstellingsvoorwaarden en waarvoor we al jaren vragen dat de politiek haar verantwoordelijkheid neemt om dit te vervangen door een correct statuut. Ondanks de arbeidsduurregeling, die de arbeidsduur beperkt tot 48 uur per week met mogelijkheid tot uitbreiding via opting out tot 60 uur, blijkt dat ook daar vaak geen rekening mee gehouden wordt. We horen schrijnende verhalen van jonge collegae die zonder recuperatie - noch fysiek noch financieel - de 60 uren ruim moeten overschrijden.

Bij de specialisten in opleiding is de schizofrene positie van de opleider die ook werkgever is en die zijn werknemer moet betalen vanuit de inkomsten van het RIZIV, medeverantwoordelijk voor de wantoestanden zoals we deze ondertussen keer op keer anoniem gerapporteerd zien of die helemaal niet gemeld worden. Gelukkig werd voor de huisartsen in opleiding hiervoor al een oplossing gevonden onder de vorm van een aparte VZW die de werkgever is, en onafhankelijk is van de opleidingsplaats.

Tijd om de arbeidswetgeving te laten naleven, het statuut van de assistent in opleiding tot een echt sociaal statuut te maken en om de financiering van de opleiding onafhankelijk te maken van de klinische activiteit.

Met het groenboek is hiervoor een eerste schuchtere poging gedaan, de vraag blijft echter of deze weliswaar beperkte middelen inderdaad ook ingezet worden om de opleiding te vergoeden zoals het de bedoeling was van de wetgever.

Ten slotte is het ook tijd dat alle universiteiten een laagdrempelig en veilig meldpunt oprichten waar de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag of van schending van de arbeidsvoorwaarden zich kunnen melden. En dat na de melding ook de juiste actie volgt.

Als eindverantwoordelijken voor de opleiding van onze jonge collegae vragen we niet alleen actie van de politiek verantwoordelijken. Ook wij als faculteiten zullen onze verantwoordelijkheid nemen. Onze jonge collegae verdienen respect en waardering door een correct beleidskader dat ook correct wordt toegepast.

Prof. Piet Hoebeke (UGent), prof. Paul Herijgers (KU Leuven), prof. Piet Stinissen (UHasselt), prof. Dirk Devroey (VUB), prof. Guy Hubens (UAntwerpen).

Referenties

  1. Geldolf, M., Tijtgat, J., Dewulf, L. et al. Sexual violence in medical students and specialty registrars in Flanders, Belgium: a population survey. BMC Med Educ 21, 130 (2021). doi.org/10.1186/s12909-021-02531-z
  2. COVID-bevraging 2021 | Vlaamse vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding (vaso.be)
Quousque tandem... zal men de noodkreten van onze jonge collegae naast zich neerleggen?De eerste week van april muntte niet uit in schoonheid als het om de collegialiteit gaat onder artsen, en meer specifiek de collegialiteit met de jonge collegae in opleiding. Alhoewel op heel veel opleidingsplaatsen met respect wordt gewerkt aan de opleiding van jonge collegae, bleek uit recent onderzoek, geïnitieerd door collegae in opleiding, dat er nog steeds onaanvaardbare situaties blijven bestaan. En dat er dus nog heel veel ruimte is voor verbetering. Het VGSO (Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg) publiceerde vorige week de resultaten van een studie over seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van studenten en assistenten in BMC Medical education (1). Recent publiceerde VASO (Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding) op haar website de resultaten van een bevraging over de inzet van assistenten tijdens de covid-19-crisis (2).In de studie van het VGSO meldden 1.168 van 3.015 deelnemers (38,73%) slachtoffer te zijn geweest van ten minste één vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit percentage was het hoogst bij huisartsen in opleiding (53%), gevolgd door specialisten in opleiding (50%) en masterstudenten (39%). Verder rapporteerde 32,9% (n = 153 mannen, n = 831 vrouwen) ten minste één ervaring met opmerkingen over het fysieke uiterlijk of respectloze (denigrerende, kleinerende) grappen. Patiënten (54,4%), medische stafleden (46,6%), (mede)studenten (26,7%), supervisors (25,5%) en paramedisch personeel (20,1%) vertoonden seksueel grensoverschrijdend gedrag. De hiërarchische positie van de specifieke persoon die het gedrag vertoonde (27,7%) en de onmogelijkheid om uit de situatie te vluchten (20%), werden het vaakst gerapporteerd als omstandigheden die dit gedrag vergemakkelijkten.Uit de bevraging van VASO, met een respons van meer dan 1.000 Vlaamse specialisten in opleiding, blijkt dat assistenten een cruciale spil waren in covid-19-crisis. Zo werd 2 op de 3 ingeschakeld voor covidzorg. Echter werd bij de helft de arbeidstijden niet geregistreerd ondanks overuren en bijkomende wachten. Verder werden ook heel wat overuren niet vergoed. De helft van de bevraagden geeft aan dat de tewerkstelling tijdens de crisis een negatieve invloed had op het professioneel en persoonlijk leven. Een kwart kreeg niet de premie waar ze recht op had. Twee op tien jonge artsen denken eraan met de opleiding te stoppen.Als medeverantwoordelijke voor de opleiding van deze jonge collegae, valt het op dat wij deze anomalieën ook moeten vaststellen via de resultaten van deze bevragingen en dat zij dus niet rechtstreeks bij ons gemeld worden. Dit blijft de resultante van de catch-22 waarin deze jonge collegae zich bevinden. Men zal maar zijn kansen op een toekomstige tewerkstelling compromitteren door nu lastig te doen, dus zwijgt men liever. Het ganse systeem waarbinnen we opleiden, is niet aangepast aan de noden van deze tijd. Vooreerst is er het statuut sui generis dat niet voldoet aan moderne tewerkstellingsvoorwaarden en waarvoor we al jaren vragen dat de politiek haar verantwoordelijkheid neemt om dit te vervangen door een correct statuut. Ondanks de arbeidsduurregeling, die de arbeidsduur beperkt tot 48 uur per week met mogelijkheid tot uitbreiding via opting out tot 60 uur, blijkt dat ook daar vaak geen rekening mee gehouden wordt. We horen schrijnende verhalen van jonge collegae die zonder recuperatie - noch fysiek noch financieel - de 60 uren ruim moeten overschrijden.Bij de specialisten in opleiding is de schizofrene positie van de opleider die ook werkgever is en die zijn werknemer moet betalen vanuit de inkomsten van het RIZIV, medeverantwoordelijk voor de wantoestanden zoals we deze ondertussen keer op keer anoniem gerapporteerd zien of die helemaal niet gemeld worden. Gelukkig werd voor de huisartsen in opleiding hiervoor al een oplossing gevonden onder de vorm van een aparte VZW die de werkgever is, en onafhankelijk is van de opleidingsplaats.Tijd om de arbeidswetgeving te laten naleven, het statuut van de assistent in opleiding tot een echt sociaal statuut te maken en om de financiering van de opleiding onafhankelijk te maken van de klinische activiteit. Met het groenboek is hiervoor een eerste schuchtere poging gedaan, de vraag blijft echter of deze weliswaar beperkte middelen inderdaad ook ingezet worden om de opleiding te vergoeden zoals het de bedoeling was van de wetgever. Ten slotte is het ook tijd dat alle universiteiten een laagdrempelig en veilig meldpunt oprichten waar de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag of van schending van de arbeidsvoorwaarden zich kunnen melden. En dat na de melding ook de juiste actie volgt. Als eindverantwoordelijken voor de opleiding van onze jonge collegae vragen we niet alleen actie van de politiek verantwoordelijken. Ook wij als faculteiten zullen onze verantwoordelijkheid nemen. Onze jonge collegae verdienen respect en waardering door een correct beleidskader dat ook correct wordt toegepast. Prof. Piet Hoebeke (UGent), prof. Paul Herijgers (KU Leuven), prof. Piet Stinissen (UHasselt), prof. Dirk Devroey (VUB), prof. Guy Hubens (UAntwerpen).