...

De Bvas stelt dat er geen 59.000 actieve artsen zijn. Dat is het aantal waarp het Riziv de deelname berekent. In België zijn er volgens de schatting van Bvas maar 39.000 praktiserende artsen. Daarmee kom het uit op een participatiegraad van meer dan 53%. Het is het Riziv dat moet uitmaken wie op de kiezerslijst komt - en wie er uiteindelijk allemaal meetelt voor het bepalen van de participatiegraad. Het Riziv sluit daarbij zo weinig mogelijk artsen uit. Het hanteert voor de medische verkiezingen een breed criterium van wie 'actieve' arts. Het komt erop neer dat iedere arts die niet aangeeft dat hij zijn praktijk stopt, hier nog als 'actief' wordt beschouwd.Daardoor is de participatiegraad juist vaak opvallend laag. De discussie over de juiste participatiegraad is zeker niet zonder belang. Volgens de cijfers van het Riziv nam in 2018 nog geen kwart van de 'actieve' artsen deel aan de verkiezingen. Die lage 'opkomst' wordt aangegrepen om in vraag te stellen of de artsensyndicaten de thans actieve artsen nog wel echt vertegenwoordigen. En of het overlegmodel zoals het er nu uitziet, niet zijn beste tijd heeft gehad. Maar hoe je het overlegmodel organiseert, heeft toch wel grote implicaties voor de gezondheidszorg.Is wie mag meestemmen bij de medische verkiezingen niet een kwestie van een aantal doordachte keuzes? Welke groep artsen moet vertegenwoordigd zijn bij de discussies over de tarieven, en over de organisatie van de klinische praktijken? Hoe bepaal je op een pragmatische manier wie een actieve arts is?Zou het niet beter zijn deze kwestie tegen de volgende medische verkiezingen eens echt uit te klaren? En een oplossing op de tafel te leggen van de regering die de politieke knoop moet doorhakken en in een besluit moet vastleggen wie mag stemmen, en hoe dan de deelname aan de verkiezingen wordt berekend?