Een zestal jaar geleden besloot ik mezelf te engageren als praktijkopleider voor het opleiden van haio's. Dat kwam zo. Als solist is het bewaken van je werk-privébalans een heikele klus en op die manier kon ik een ander ideaal in mijn leven, het doorgeven van kennis en ervaring, gestalte geven. Ik zag erin een duurzame manier om enerzijds solist te blijven en anderzijds toch een collega te hebben met wie het prettig samenwerken is en met wie je kan reflecteren over thema's binnen en buiten ons vak.

Na de obligate inscholingssessies liep alles goed. Ik kon twee haio's opleiden, telkens tot ons beider tevredenheid. De tweede haio zat nog in het oude systeem en kon zelfs twee jaar blijven. Ze is tot op heden een van de weinigen die me heeft doen twijfelen om niet meer solo te blijven werken, maar uiteindelijk kon ik niet de logistieke en organisatorische omstandigheden creëren om op korte termijn tot associatie over te gaan. Iets wat ik bij tijd en wijlen nog altijd jammer vind.

Maar goed, achteruitkijken heeft geen zin. De volgende haio stond immers bijna voor de deur. Het sollicitatiesysteem voorzag plots een engagement per drie jaar, dus mijn twee volgende haio's voor een periode van elk anderhalf jaar waren bekend. Toen kwam de keerzijde van de medaille. Zowel de haio die toen startte als de haio die anderhalf jaar later zou komen viel uit om psychische redenen. De volgende sollicitatierondes leverden amper kandidaten op (of ze hadden binnen de dag al elders getekend) en de motivatie van deze opleider smolt weg.

Laat ons waken dat de opleidingsplaatsen het ideologisch pluralisme uitdragen waardoor ons vak sterk is geworden

Ik heb wel een aantal dingen geleerd uit dit persoonlijk wedervaren. Vooreerst verwondert het me meer en meer met wat voor een onrealistisch beeld jonge basisartsen aankomen in de huisartsenpraktijk. Mooie uren, weinig wachtdiensten, tijd om eeuwig met de patiënt te keuvelen of bij elke 'nieuwe' pathologie eindeloos opzoekwerk te verrichten tijdens het consultatieblok. De confrontatie met de realiteit en de bijbehorende verantwoordelijkheid leidt soms tot blokkering.

Ik werd ook geconfronteerd met de antipathie van sommige academici voor het kleinschalig praktijkinitiatief. Dat ik ooit tijdens mijn vakantie mocht gaan uitleggen waarom mijn haio gedurende één schamele week per jaar uitzonderlijk meer patiënten zag dan bedoeld, heb ik elders al uit de doeken gedaan maar dat vergeet ik echt nooit meer. De huidige aanstellingspolitiek is evenzeer een belangrijke factor. Als meerdere opleiders tegelijk in een praktijk een haio kunnen opleiden op een moment waarop andere opleiders - vaak al in huisartsenarme regio's - schreeuwen om een haio, dan klopt er iets niet.

Ik vraag me af waar we naartoe gaan met ons mooie vak. Door de indoctrinatie van de jonge generatie met teksten als 'Together we change' zorgen we ervoor dat ons vak inderdaad verandert. Pleidooien voor forfaitarisering en multidisciplinariteit onder één dak zorgen voor verschraling in plaats van het versterken van de rijkdom van ons vrij beroep. Legitiem, dat wel, maar niet als ze als een monolithische doctrine aan de jongere collega's worden ingelepeld. Laat ons waken dat de opleidingsplaatsen het ideologisch pluralisme uitdragen waardoor ons vak sterk is geworden. Dat doen we immers op heden niet meer.

De auteur schrijft in eigen naam.

Een zestal jaar geleden besloot ik mezelf te engageren als praktijkopleider voor het opleiden van haio's. Dat kwam zo. Als solist is het bewaken van je werk-privébalans een heikele klus en op die manier kon ik een ander ideaal in mijn leven, het doorgeven van kennis en ervaring, gestalte geven. Ik zag erin een duurzame manier om enerzijds solist te blijven en anderzijds toch een collega te hebben met wie het prettig samenwerken is en met wie je kan reflecteren over thema's binnen en buiten ons vak.Na de obligate inscholingssessies liep alles goed. Ik kon twee haio's opleiden, telkens tot ons beider tevredenheid. De tweede haio zat nog in het oude systeem en kon zelfs twee jaar blijven. Ze is tot op heden een van de weinigen die me heeft doen twijfelen om niet meer solo te blijven werken, maar uiteindelijk kon ik niet de logistieke en organisatorische omstandigheden creëren om op korte termijn tot associatie over te gaan. Iets wat ik bij tijd en wijlen nog altijd jammer vind. Maar goed, achteruitkijken heeft geen zin. De volgende haio stond immers bijna voor de deur. Het sollicitatiesysteem voorzag plots een engagement per drie jaar, dus mijn twee volgende haio's voor een periode van elk anderhalf jaar waren bekend. Toen kwam de keerzijde van de medaille. Zowel de haio die toen startte als de haio die anderhalf jaar later zou komen viel uit om psychische redenen. De volgende sollicitatierondes leverden amper kandidaten op (of ze hadden binnen de dag al elders getekend) en de motivatie van deze opleider smolt weg.Ik heb wel een aantal dingen geleerd uit dit persoonlijk wedervaren. Vooreerst verwondert het me meer en meer met wat voor een onrealistisch beeld jonge basisartsen aankomen in de huisartsenpraktijk. Mooie uren, weinig wachtdiensten, tijd om eeuwig met de patiënt te keuvelen of bij elke 'nieuwe' pathologie eindeloos opzoekwerk te verrichten tijdens het consultatieblok. De confrontatie met de realiteit en de bijbehorende verantwoordelijkheid leidt soms tot blokkering.Ik werd ook geconfronteerd met de antipathie van sommige academici voor het kleinschalig praktijkinitiatief. Dat ik ooit tijdens mijn vakantie mocht gaan uitleggen waarom mijn haio gedurende één schamele week per jaar uitzonderlijk meer patiënten zag dan bedoeld, heb ik elders al uit de doeken gedaan maar dat vergeet ik echt nooit meer. De huidige aanstellingspolitiek is evenzeer een belangrijke factor. Als meerdere opleiders tegelijk in een praktijk een haio kunnen opleiden op een moment waarop andere opleiders - vaak al in huisartsenarme regio's - schreeuwen om een haio, dan klopt er iets niet.Ik vraag me af waar we naartoe gaan met ons mooie vak. Door de indoctrinatie van de jonge generatie met teksten als 'Together we change' zorgen we ervoor dat ons vak inderdaad verandert. Pleidooien voor forfaitarisering en multidisciplinariteit onder één dak zorgen voor verschraling in plaats van het versterken van de rijkdom van ons vrij beroep. Legitiem, dat wel, maar niet als ze als een monolithische doctrine aan de jongere collega's worden ingelepeld. Laat ons waken dat de opleidingsplaatsen het ideologisch pluralisme uitdragen waardoor ons vak sterk is geworden. Dat doen we immers op heden niet meer.