De lokale overheden hebben het intussen geleerd, sommige met schade en schande: als je voor een aantal beslissingen niet nadrukkelijk je burgers betrekt, ga je vaak op je bek. De burgers van vandaag zijn slim. Ze wéten hoe ze rechtszaken kunnen aanspannen of vervelende burgerprotesten kunnen organiseren. Veel gemeentebesturen hebben dat al positief als houding aangenomen: beslissingen worden vaak veel beter, als je burgers erbij betrekt. Dat doe je uiteraard niet voor alles, maar wel voor de cruciale beslissingen die kleur geven aan het lokale beleid.
Veel gemeentebesturen hebben in deze regeerperiode participatieambtenaren aangeworven; veel van hen schakelen ook gespecialiseerde bureaus in om beslissingen te laten voorafgaan door raadplegingen van de bevolking in het algemeen, of van specifieke groepen belanghebbenden. Dat mislukt nog geregeld, de spelregels worden ook niet altijd gevolgd, en weten welke de juiste participatieformule is voor een probleem, is geen sinecure. Maar ze leren bij en de doorbraak is er. De tweede grote participatiebeweging is daarmee doorgebroken in Vlaanderen. Alleszins op lokaal niveau.
De eerste was die van de jaren 70 van vorige eeuw, waarbij de bevolking 'inspraak' verwierf via allerlei raden waarin de (klassieke verzuilde) verenigingen de burgers vertegenwoordigden. Lokaal ontstonden toen de cultuurraden, de sportraden, de jeugdraden. Dat ligt decretaal vast. Op Vlaams niveau waren dat de strategische adviesraden.
De Vlaamse en federale overheid zijn nog niet echt mee in de tweede beweging. De Vlaamse regering ging al vaak op de bek. Het protest van de StRatengeneraal tegen de eerste versies van de Oosterweelverbinding in Antwerpen, heeft haar ertoe gebracht meermaals participatiegerichte intendanten als Alexander D'Hooghe in te huren om complexe ruimtelijke problemen te ontwarren.
Niet alleen de centrale overheden lopen achter. Sectoren met een grote autonomie, zoals het onderwijs, staan ook nog niet ver. De minister van Onderwijs en de hoofden van de onderwijsnetten zijn zinnens om gauwgauw in een onderonsje nieuwe 'eindtermen' vast te leggen nadat het Grondwettelijk hof de vorige vernietigd heeft. Ik heb dit aangeklaagd in De Standaard. Want eindtermen moeten weergeven wat onderwijs en samenleving overeenkomen dat onderwijs aan onze jongeren moet meegeven. Onderwijs kan dat niet zomaar in zijn eentje in een onderonsje beslissen.
Collectieve participatie is er in de gezondheidssector weinig of niet
De gezondheidssector blijft ook achter. Die heeft wel de revolutie van de individuele participatie doorgemaakt. Sinds de patiëntenrechtenwet van 2002 is het niet meer de arts die in al zijn wijsheid beslist wat er gebeurt met een patiënt, neen, er is sprake van informed consent. De arts informeert de patiënt over de mogelijkheden en dan beslissen ze samen. Bij chronische aandoeningen en ouderdom, is men al verder: daar is sprake van 'zorgplanning' waarin de patiënt de hoofdrol neemt. 'Wat wil hij nog bereiken?' Mooi zo.
Maar collectieve participatie is er in deze sector weinig of niet. Er zijn klachtenregelingen. Patiëntenverenigingen worden betrokken bij de tevredenheidsmetingen in ziekenhuizen. Dat is al iets. Woonzorgcentra staan op één punt al iets verder. In België hanteren al 100 woonzorgcentra het uit de Scandinavische landen overgewaaide Tubbemodel dat de bewoners betrekt bij de dagelijkse en minder dagelijkse beslissingen.
Maar burgers betrekken bij de opstelling van een zorgstrategische plan, of bij de keuzen voor de uitbouw van ziekenhuisafdelingen en de afbouw van andere, daarvan is geen sprake. 'Het is al moeilijk genoeg als we onder ons moeten belissen', luidt het vaak.
En de burger slikt dat nog. Voorlopig. Simpel is het ook niet. Wie van de burgers en de patiënten moet je betrekken en hoe? Maar de weinige ziekenhuizen en andere instellingen die het al wel proberen, zijn enthousiast. Als je het op de goede manier doet, maakt het beslissingen beter.