Dag dokter! Midden op het Mechelseplein in Antwerpen-Stad word ik vrolijk begroet door smiling barista Didi die me doorheen mijn studententijd loodste met chai lattes, american cookies en oprechte, lieve babbeltjes. Sinds het afronden van mijn opleiding, spreekt hij me steevast even aan met mijn nieuwe titel. Nu ik als haio aan de slag ben, lopen we elkaar vaak mis. Op de dagen dat hij koffie serveert, ben ik aan het werk, maar elk occasioneel weerzien voelt als een huiselijk festijn. "Hoe gaat het ermee?"

Het is gemakkelijker om de vraag terug te kaatsen, want het is op deze donderdagmiddag nog niet vanzelfsprekend om de luisterende artsenrol naast me neer te leggen. Didi voelt dat goed aan, en geeft me ruimte om een antwoord te formuleren terwijl hij mij even bijpraat.

Ik besef dat zijn fijngevoeligheid het verschil maakt in ons gesprek, en dat het wellicht ook het geheime ingrediënt is van een consultatie. Een opmerkzame bedenking maakt het onderscheid tussen een routineconsult en een persoonlijke behandeling. En net dat laatste trekt me zo aan in dit beroepsveld.

Ik moet weliswaar toegeven dat ik de laatste weken mijn breed polsende consultatiestart "en hoe gaat het ermee?" met minder nieuwgierigheid of overtuiging uitsprak. Mezelf meer behoedde voor - zo leek het - mogelijks weer een emotioneel zwaar gesprek in coronatijden, die duidelijk doorwegen op patiënten. Het leek verleidelijk om me enkel te focussen op de lichamelijke klachten. Dat is nu eenmaal gemakkelijker, op dagen dat je eigen energie op een laag pitje staat.

In de debatten rond de hervorming van het aso-statuut is dat voor mij alvast een belangrijke nuance die sommige partijen lijken te vergeten. Welke 'soort' artsen willen we opleiden? Artsen die 24 uur kunnen doorgaan als robotten? Leren zij tijdens die vele late laatste uren überhaupt nog wel iets bij? Dat patiënten op die momenten nog de beste hulp krijgen, lijken getuigenissen in nieuwsmedia alvast niet te garanderen.

Op deze manier gehoord worden, is al helend an sich

Of kiezen we ervoor dat artsen (in opleiding) op het einde van hun (minder lange) shift nog oog hebben voor de fijngevoeligheid die het brede aspect van de geneeskunde vraagt? Ik weet alvast waar ik me als patiënt en arts het beste bij voel. Dit is geen pleidooi voor artsen in opleiding alleen. Het lijkt mij een streefdoel voor de gezondheidszorgsector in zijn geheel, als we de beste zorgen willen blijven bieden.

En hoewel ook het haio-statuut een upgrade zou kunnen gebruiken, heb ik als haio het geluk dat ik voor een groot deel zelf heb kunnen kiezen waar ik mijn opleidingscontract tekende. De klik die ik met deze opleiders voelde, maakt dat ik afgelopen week durfde aan te geven dat ik hoognodig wat vakantiedagen moest opnemen om opnieuw energie te sprokkelen. Er werd meteen voor gezorgd dat ik deze ruimte kreeg.

Op deze manier gehoord worden, is al helend an sich. Ik wens het mijn collega's assistenten-specialisten ook toe: dat hun stem gehoord wordt. Tenslotte streven we allemaal naar datzelfde doel, namelijk zorgen voor onze patiënten. We mogen echter niet vergeten te zorgen voor onszelf en onze (toekomstige) collega's.

Dag dokter! Midden op het Mechelseplein in Antwerpen-Stad word ik vrolijk begroet door smiling barista Didi die me doorheen mijn studententijd loodste met chai lattes, american cookies en oprechte, lieve babbeltjes. Sinds het afronden van mijn opleiding, spreekt hij me steevast even aan met mijn nieuwe titel. Nu ik als haio aan de slag ben, lopen we elkaar vaak mis. Op de dagen dat hij koffie serveert, ben ik aan het werk, maar elk occasioneel weerzien voelt als een huiselijk festijn. "Hoe gaat het ermee?" Het is gemakkelijker om de vraag terug te kaatsen, want het is op deze donderdagmiddag nog niet vanzelfsprekend om de luisterende artsenrol naast me neer te leggen. Didi voelt dat goed aan, en geeft me ruimte om een antwoord te formuleren terwijl hij mij even bijpraat. Ik besef dat zijn fijngevoeligheid het verschil maakt in ons gesprek, en dat het wellicht ook het geheime ingrediënt is van een consultatie. Een opmerkzame bedenking maakt het onderscheid tussen een routineconsult en een persoonlijke behandeling. En net dat laatste trekt me zo aan in dit beroepsveld. Ik moet weliswaar toegeven dat ik de laatste weken mijn breed polsende consultatiestart "en hoe gaat het ermee?" met minder nieuwgierigheid of overtuiging uitsprak. Mezelf meer behoedde voor - zo leek het - mogelijks weer een emotioneel zwaar gesprek in coronatijden, die duidelijk doorwegen op patiënten. Het leek verleidelijk om me enkel te focussen op de lichamelijke klachten. Dat is nu eenmaal gemakkelijker, op dagen dat je eigen energie op een laag pitje staat. In de debatten rond de hervorming van het aso-statuut is dat voor mij alvast een belangrijke nuance die sommige partijen lijken te vergeten. Welke 'soort' artsen willen we opleiden? Artsen die 24 uur kunnen doorgaan als robotten? Leren zij tijdens die vele late laatste uren überhaupt nog wel iets bij? Dat patiënten op die momenten nog de beste hulp krijgen, lijken getuigenissen in nieuwsmedia alvast niet te garanderen. Of kiezen we ervoor dat artsen (in opleiding) op het einde van hun (minder lange) shift nog oog hebben voor de fijngevoeligheid die het brede aspect van de geneeskunde vraagt? Ik weet alvast waar ik me als patiënt en arts het beste bij voel. Dit is geen pleidooi voor artsen in opleiding alleen. Het lijkt mij een streefdoel voor de gezondheidszorgsector in zijn geheel, als we de beste zorgen willen blijven bieden. En hoewel ook het haio-statuut een upgrade zou kunnen gebruiken, heb ik als haio het geluk dat ik voor een groot deel zelf heb kunnen kiezen waar ik mijn opleidingscontract tekende. De klik die ik met deze opleiders voelde, maakt dat ik afgelopen week durfde aan te geven dat ik hoognodig wat vakantiedagen moest opnemen om opnieuw energie te sprokkelen. Er werd meteen voor gezorgd dat ik deze ruimte kreeg. Op deze manier gehoord worden, is al helend an sich. Ik wens het mijn collega's assistenten-specialisten ook toe: dat hun stem gehoord wordt. Tenslotte streven we allemaal naar datzelfde doel, namelijk zorgen voor onze patiënten. We mogen echter niet vergeten te zorgen voor onszelf en onze (toekomstige) collega's.