Hoe kan men de kwaliteit van de oncologische zorg in België -- meetbaar -- verbeteren? Zo luidt de centrale vraag in het recentste KCE-rapport. In ons land zijn volgens het KCE de belangrijkste elementen voor een kwaliteitssysteem beschikbaar. Maar meer samenhang en sturing zijn gewenst.
...
Een goed kwaliteitssysteem omvat volgens het rapport 'Kwaliteitsindicatoren in de oncologie (...)' van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg:• de ontwikkeling en toepassing van wetenschappelijk gefundeerde richtlijnen voor de klinische praktijk;• de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren voor de aanpak van de aandoening, die afgeleid kunnen worden uit de richtlijnen;• een evaluatiesysteem dat aan de hand van de indicatoren nagaat in hoeverre de richtlijnen worden gevolgd;• een feedback vanuit dit evaluatiesysteem naar centra en naar individuele zorgverleners;• acties die maken dat de feedback niet vrijblijvend is.Dat laatste houdt voor het KCE in dat er incentives moeten komen om de zorg eventueel te verbeteren, en ook dat het niet naleven van de richtlijnen ontmoedigd kan worden - sancties voor wie het niet goed doet, met andere woorden.Drie proefprojecten Het KCE bestudeerde, zoals meestal in dergelijke rapporten, enkele modellen in het buitenland. De voornaamste conclusies waren dat een kwaliteitssysteem staat of valt met de ontwikkeling van goede indicatoren, en met de beschikbaarheid van kwaliteitsvolle databanken en nationale registers. Voor het rapport werd verder gebruik gemaakt van de resultaten van drie proefprojecten in ons land, waarvan de resultaten onlangs werden gepubliceerd: een voor rectale kanker, een voor borstkanker en een voor teelbalkanker. De ervaring hiermee leert dat kwaliteitsindicatoren deels generisch moeten zijn en dus toepasbaar voor alle oncologische aandoeningen (de overleving, het aantal recidieven, het MOC), en deels specifiek zijn voor de aandoening. Specifieke indicatoren zullen het meest nodig zijn bij frequente aandoeningen. Maar het systeem moet zowel verticaal (per aandoening) als transversaal (gemeenschappelijke indicatoren voor alle oncologische aandoeningen) worden ontwikkeld.In het systeem moeten alle dimensies aan bod komen: in de drie vermelde proefprojecten ontbraken ten onrechte indicatoren over de patitgerichtheid, en de tijdigheid en de billijkheid van de zorg. Tegelijk moet het aantal te evalueren indicatoren toch tot een strikt minimum beperkt worden, om een werkbaar en duurzaam systeem te waarborgen.DatabankenDe proefprojecten gaven ook een inzicht in de bruikbaarbeid van bestaande databanken om de indicatoren te meten. Men probeerde daartoe de gegevens te koppelen van het Belgische Kankerregister (BKR), de facturatiegegevens van het Intermutualistisch Agentschap (IMA), de databank met de Minimale Klinische Gegevens (MKG) en, specifiek voor rectale kanker, de prospectieve databank Procare.Voor rectale kanker waren zo 34 van de 40 vooropgestelde indicatoren meetbaar. Voor borstkanker waren maar 14 van de 32 indicatoren meetbaar, en voor teelbalkanker 8 van de 12.In de verschillende databanken waren er hiaten, maar vooral de toegevoegde waarde van de MKG bleek eigenlijk te beperkt om deze databank nog te gebruiken in vergelijkbare toekomstige projecten. Een handicap bleek ook het ontbreken van actuele gegevens over sterfteoorzaken in ons land.Ten slotte zou er in ons land een concreet scenario moeten worden uitgewerkt om een duurzaam kwaliteitssysteem uit te bouwen. De sluitsteen daarvan, volgens het KCE, is een systeem van incentives en desnoods ook van sancties.