...

Het artikel in de grondwet over de rechten van het kind is niet van toepassing op embryo's. Dat besluit het Grondwettelijk Hof als antwoord op een beroep dat werd aangetekend tegen onderdelen van de wet inzake het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal.Drie verenigingen tekenden een beroep aan tegen een wetsartikel uit 2009 in verband met het gebruik van embryo's (wet van 23 december, art. 26, 3°). Het betreffende artikel regelt de toepassing van een onderdeel uit de wet op het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal van 19 december 2008 (namelijk artikel 3,$4).De rechtsgrond die ze inroepen is heel nieuw: ze beroepen zich op de grondwettelijke rechten van het kind.Bescherming ongeboren levenDe verenigingen die het beroep aantekenden, doen dit vanuit hun strijd voor de bescherming van de integriteit van de menselijke persoon - 'van de conceptie tot de dood'. Het gaat om het katholiek geïnspireerde 'Pro Vita' en de Brusselse verenigingen 'Jurileven' (Belgische Juristen-Vereniging voor het Leven) en 'Jongeren voor het Leven'.Deze verenigingen proberen het wetsartikel uit 2009 te vernietingen, omdat het een discriminatie zou invoeren tussen embryo's in vivo en embryo's in vitro - en tevens tussen de ouders van deze embryo's. Vooral voeren ze aan dat de wet een inbreuk inhoudt tegen artikel 22bis van de grondwet. Dat artikel bepaalt de rechten van het kind. Het is nog kersvers: het werd in 2000 aan de grondwet toegevoegd en in 2009 fors uitgebreid.De verenigingen zijn niet aan hun proefstuk toe en probeerden al verscheidene malen wetten te laten vernietigen. Het gaat dan, naast het manipuleren van embryo's, ook om euthanasie en abortus. Pro Vita probeerde bijvoorbeeld al in het begin van de jaren '90 de abortuswet te laten vernietigen omdat die een schending zou inhouden van het gelijkheidsbeginsel. Maar het viste toen achter het net, zoals ook nu.VerworpenHet Grondwettelijk Hof, na ook de ministerraad te hebben gehoord, besluit dat de lezing dat de wet een discriminatie zou invoeren tussen embryo's in vivo en in vitro, berust op een vergissing. Het Hof volgt hier de verdediging van de ministerraad: dezelfde regeling geldt voor het embryo in vivo en dat in vitro.Het Grondwettelijk Hof verwijst verder naar de wet van 19 december 2008 voor een definitie van embryo: "de cel of het functioneel geheel van cellen met een leeftijd tussen de bevruchting en een ontwikkeling van acht weken en met het vermogen, door hun ontwikkeling, te leiden tot de geboorte van een menselijk persoon". Het Grondwettelijk Hof stelt dan droogweg dat de bepaling in de grondwet over de rechten van het kind, artikel 22bis, zich niet uitstrekt tot het aldus omschreven embryo - en overigens ook niet tot de foetus.* De rechten van kinderen zijn niet automatisch van toepassing op het ongeboren leven.