Aanvankelijk weigerden zowel David als zijn moeder toestemming te geven. Zij hadden meer vertrouwen in een alternatieve behandeling met natriumbicarbonaat. De Raad voor de kinderbescherming werd ingeschakeld en op verzoek van die Raad werd de wilsbekwaamheid van David beoordeeld door een kinderpsychiater. Die besloot einde 2016 dat gelet op zijn beslisvaardigheid en de ernst van de gevolgen van de weigering David niet wilsbekwaam was om die beslissing te nemen. Enkele dagen later stemde David toch in met de bestraling en ook zijn moeder liet haar verzet varen. Nadat die behandeling was afgewerkt, liet David verstaan dat hij geen chemotherapie meer wilde. Daarop vroeg de behandelende arts aan een andere kinderpsychiater nogmaals de wilsbekwaamheid van David te beoordelen. Die concludeerde in een rapport van 27 maart tot grote opluchting van David dat hij 'voor 100 % wilsbekwaam' was bevonden. Hierop beslisten de behandelende arts van David en het Amsterdams Medisch Centrum waar de behandelingen plaatsvonden, de weigering van David te respecteren. De vader van David legde zich daar evenwel niet bij neer en vorderde van de rechtbank dat een zogenaamde 'vervangende toestemming medische behandeling' voor zijn zoon zou worden bevolen. Dat kan ondermeer wanneer een minderjarige van 12 jaar of ouder niet als wilsbekwaam kan worden beschouwd.

Theoretisch zou het kunnen dat een arts oordeelt dat een Vlaamse 12-jarige wilsbekwaam is om een levensverlengende behandeling te weigeren.

De rechtbank beoordeelde de vordering in het licht van de Nederlandse patiëntenrechtenwet. Wat minderjarigen betreft, maakt die wet een onderscheid tussen drie groepen, in functie van hun leeftijd. Vooreerst minderjarigen in de leeftijd van 16 en 17 jaar; zij worden gelijkgesteld met meerderjarigen. Vervolgens de minderjarigen beneden de leeftijd van 12 jaar die door de wetgever als wilsonbekwaam worden beschouwd; zij worden voor de uitoefening van hun rechten vertegenwoordigd door hun ouders. De derde groep zijn de minderjarigen tussen 12 en 15 jaar. Het uitgangspunt van de Nederlandse patiëntenrechtenwet is dat deze minderjarigen in beginsel wilsbekwaam zijn. Dat betekent dat niemand anders dan zijzelf kan instemmen in een medische behandeling. In de regel is ook de instemming van de ouders nodig maar wanneer zij dat niet doen en de minderjarige de behandeling blijft wensen, dan is zijn wil 'leidend' zoals de rechtbank het uitdrukt. Dat geldt ook voor de weigering: een 12-jarige kan in principe zelfstandig een behandeling weigeren. Die weigering moet niet bekrachtigd worden door de ouders om geldig te zijn en evenmin kunnen zij die weigering overrulen. En de rechtbank besloot: 'in de door de wetgever gemaakte keuze om wilsbekwame patiënten van 12 jaar en ouder het recht toe te kennen om ook in levensbedreigende situaties over hun behandeling te beslissen, ligt besloten dat dan ook moet worden gerespecteerd dat die beslissing door een kind (van een vader die zich hiertegen verzet HN) wordt genomen'.

Maar het valt te bezien of dat in de praktijk zal gebeuren, zeker wanneer zoals bij de Nederlandse David de ouders het onderling oneens zijn.

Hoe zou het een Vlaamse David vergaan? Artikel 12 van onze patiëntenrechtenwet hanteert een principieel ander uitgangspunt dan de Nederlandse: een minderjarige van 12 jaar (en ouder, inbegrepen een 17-jarige) wordt geacht wilsonbekwaam te zijn. Zijn ouders vertegenwoordigen hem. Van zelfstandige toestemming of weigering is in de regel geen sprake. Artikel 12 van onze wet voorziet wel de mogelijkheid dat de behandelde arts oordeelt dat de minderjarige wilsbekwaam is en dus zelf zijn rechten uitoefent. Theoretisch zou het kunnen dat een arts oordeelt dat een Vlaamse 12-jarige wilsbekwaam is om een levensverlengende behandeling te weigeren. Maar het valt te bezien of dat in de praktijk zal gebeuren, zeker wanneer zoals bij de Nederlandse David de ouders het onderling oneens zijn. De Vlaamse David is dus de Nederlandse niet. Na 15 jaar is het wellicht tijd om daar een groot vraagteken bij te plaatsen.

Aanvankelijk weigerden zowel David als zijn moeder toestemming te geven. Zij hadden meer vertrouwen in een alternatieve behandeling met natriumbicarbonaat. De Raad voor de kinderbescherming werd ingeschakeld en op verzoek van die Raad werd de wilsbekwaamheid van David beoordeeld door een kinderpsychiater. Die besloot einde 2016 dat gelet op zijn beslisvaardigheid en de ernst van de gevolgen van de weigering David niet wilsbekwaam was om die beslissing te nemen. Enkele dagen later stemde David toch in met de bestraling en ook zijn moeder liet haar verzet varen. Nadat die behandeling was afgewerkt, liet David verstaan dat hij geen chemotherapie meer wilde. Daarop vroeg de behandelende arts aan een andere kinderpsychiater nogmaals de wilsbekwaamheid van David te beoordelen. Die concludeerde in een rapport van 27 maart tot grote opluchting van David dat hij 'voor 100 % wilsbekwaam' was bevonden. Hierop beslisten de behandelende arts van David en het Amsterdams Medisch Centrum waar de behandelingen plaatsvonden, de weigering van David te respecteren. De vader van David legde zich daar evenwel niet bij neer en vorderde van de rechtbank dat een zogenaamde 'vervangende toestemming medische behandeling' voor zijn zoon zou worden bevolen. Dat kan ondermeer wanneer een minderjarige van 12 jaar of ouder niet als wilsbekwaam kan worden beschouwd.De rechtbank beoordeelde de vordering in het licht van de Nederlandse patiëntenrechtenwet. Wat minderjarigen betreft, maakt die wet een onderscheid tussen drie groepen, in functie van hun leeftijd. Vooreerst minderjarigen in de leeftijd van 16 en 17 jaar; zij worden gelijkgesteld met meerderjarigen. Vervolgens de minderjarigen beneden de leeftijd van 12 jaar die door de wetgever als wilsonbekwaam worden beschouwd; zij worden voor de uitoefening van hun rechten vertegenwoordigd door hun ouders. De derde groep zijn de minderjarigen tussen 12 en 15 jaar. Het uitgangspunt van de Nederlandse patiëntenrechtenwet is dat deze minderjarigen in beginsel wilsbekwaam zijn. Dat betekent dat niemand anders dan zijzelf kan instemmen in een medische behandeling. In de regel is ook de instemming van de ouders nodig maar wanneer zij dat niet doen en de minderjarige de behandeling blijft wensen, dan is zijn wil 'leidend' zoals de rechtbank het uitdrukt. Dat geldt ook voor de weigering: een 12-jarige kan in principe zelfstandig een behandeling weigeren. Die weigering moet niet bekrachtigd worden door de ouders om geldig te zijn en evenmin kunnen zij die weigering overrulen. En de rechtbank besloot: 'in de door de wetgever gemaakte keuze om wilsbekwame patiënten van 12 jaar en ouder het recht toe te kennen om ook in levensbedreigende situaties over hun behandeling te beslissen, ligt besloten dat dan ook moet worden gerespecteerd dat die beslissing door een kind (van een vader die zich hiertegen verzet HN) wordt genomen'. Hoe zou het een Vlaamse David vergaan? Artikel 12 van onze patiëntenrechtenwet hanteert een principieel ander uitgangspunt dan de Nederlandse: een minderjarige van 12 jaar (en ouder, inbegrepen een 17-jarige) wordt geacht wilsonbekwaam te zijn. Zijn ouders vertegenwoordigen hem. Van zelfstandige toestemming of weigering is in de regel geen sprake. Artikel 12 van onze wet voorziet wel de mogelijkheid dat de behandelde arts oordeelt dat de minderjarige wilsbekwaam is en dus zelf zijn rechten uitoefent. Theoretisch zou het kunnen dat een arts oordeelt dat een Vlaamse 12-jarige wilsbekwaam is om een levensverlengende behandeling te weigeren. Maar het valt te bezien of dat in de praktijk zal gebeuren, zeker wanneer zoals bij de Nederlandse David de ouders het onderling oneens zijn. De Vlaamse David is dus de Nederlandse niet. Na 15 jaar is het wellicht tijd om daar een groot vraagteken bij te plaatsen.