...

In januari (+19%) en februari (+16%) factureerden de ziekenhuizen in 2020 behoorlijk wat meer dan in 2019 - zo blijkt uit de analyse van de maandelijkse facturatie- bestanden van de ziekenhuizen. Maar vanaf maart werden er duidelijk minder prestaties gerekend: maart -6%, april -29% en mei -14%. In juni was er dan weer sprake van groei (+12%). Voor de algemene afdelingen bedroeg de daling in april -31%. Het verhaal is natuurlijk anders voor de afdeling intensieve zorg. Daar kreeg de ziekteverzekering voor april dit jaar een factuur die 40% groter was. Het monitorrapport beschrijft de technische aspecten van de geanalyseerde gegevensstromen. Men moet immers weten wat men met wat vergelijkt. Hier gaat het om bedragen aangerekend binnen de derdebetalersregeling, inclusief voor ambulante prestaties. Het Riziv vroeg aan het IMA om deze gegevens (statMD) te verrijken met een aantal data en om dat ook voor dezelfde gegevensbronnen in 2018 en 2019 te doen. De goede helft (52%) van de aangereken- de bedragen in deze gegevensstroom bestaat uit artsenhonoraria en forfaits voor laagvariabele zorg. De daling van de factuur is voor dit onderdeel nog groter in maart (-19%), in april (-47%) en in mei (-26%) . En wanneer je alleen naar de raadplegingen van artsen in het ziekenhuis kijkt, zie je de factuur nog sterker krimpen in maart (-35%), april (-77%) en mei (-42%). In deze ziekenhuisfactuur voor de ziekteverzekering zitten ook uitgaven voor geneesmiddelen: die namen voor de hele periode van januari tot juni dit jaar met 14% toe. Die cijfers komen zeker niet als een verrassing omdat voor een groot stuk van maart, voor heel april en bijna voor heel mei de zogenaamde 'reguliere zorg' in ziekenhuizen werd stilgelegd. Maar uit de analyse van het Riziv blijkt overduidelijk dat ook dringende zorg werd uitgesteld of niet uitgevoerd. Een hartinfarct stel je normaal niet uit. Toch komt het Riziv tot merkwaardige cijfers als het bijvoorbeeld kijkt naar het aantal keer dat een percutane ingreep werd uitgevoerd voor het plaatsen van een stent in de kransslagaders, het uitvoeren van een dilatatie of het toepassen van antistolling. Drie maanden na elkaar daalt het aantal verrichtingen in vergelijking met 2019. In april met niet minder dan 34%. In juni zie je plots een stijging van het aantal van deze verrichtingen met 48%. Toegegeven, ook tussen 2018 en 2019 zag je - als je per maand vergelijkt - soms wel grote sprongen in deze aantallen. Maar dezelfde trend zie je ook voor typische prestaties aangerekend bij een beroerte of bij de aanpak van hartritmestoornissen. Het aantal gevallen van de intake van een patiënt met een beroerte door de neuroloog van een multidisciplinair team verminderde ook drie maanden op een rij in vergelijking met dezelfde maanden vorig jaar. Het aantal prestaties voor het transveneus inbrengen van een lead bij een pacemaker of defibrillator, samen met het aantal gevallen van Holter-monitoring (als controle van het hartritme) daalde in april met bijna 80%. (Lees verder onder de tabel.)Het aantal gevallen van prostatectomie, ten slotte, daalde vier maanden op een rij vrij fors. In april van dit jaar werd amper een derde van het aantal van deze ingrepen verricht van april vorig jaar. Ook tussen 2018 en 2019 zag je wel een vrij constante en tamelijk sterke daling van deze prestatie, maar niet zo uitgesproken. Ter vergelijking analyseert het Riziv ook de evolutie van het aantal gevallen voor twee niet-dringende prestaties. Polysomnografie, en sterilisatie van man of vrouw, zijn in de regel geen urgente handelingen. In april 2020 werd van deze beide prestaties maar één procent van het aantal uitgevoerd dat dezelfde maand vorig jaar werd verricht. De oproep om niet-reguliere zorg uit te stellen werd door de ziekenhuizen goed opgevolgd, concludeert het Riziv.