Het KCE pleit ervoor een stabiel kader te creëren voor de Protocol 3-projecten - dat zijn proef-projecten geïntegreerde zorg voor kwetsbare ouderen. Wie aan de projecten deelneemt, is overtuigd van de meerwaarde, maar een hervorming uit 2019 werd slecht verteerd.
...
De proefprojecten Protocol 3 zagen het levenslicht in 2009. De bedoeling is om met geïntegreerde, gepaste zorg om kwetsbare ouderen zo lang mogelijk uit een instelling te houden. Ze werden al twee keer verlengd en opnieuw moet er een beslissing komen over de verdere financiering ervan. Het Federale Kenniscentrum Gezondheidszorg is gevraagd om een evaluatie. Daarbij heeft het KCE zich beperkt tot een kwalitatieve bevraging (gestructureerde interviews, focusgroepen) van de betrokken partners: de stuurgroep van het Riziv, de coördinatoren/organisatoren, de zorgverleners en de cliënten met hun mantelzorg. Het protocol voor de proefprojecten plande geen datacollectie in op basis waarvan de evaluatie mogelijk is. Een onderzoek naar de uitkomsten en/of de kosteneffectiviteit is moeilijk op te zetten en zou nog veel tijd vragen. Aanvankelijk kregen de proefprojecten heel wat ruimte om zelf de interventies uit te werken die ze voor ogen hadden. De overheid wilde zorgvernieuwing en samenwerking tussen de disciplines stimuleren. De projecten werkten met case management, ergotherapie om de autonomie van de cliënten te vergroten, psychologische ondersteuning, educatie,... Een nachtbezoek door een zorgprofessional was mogelijk - wat in sommige omstandigheden crisissituaties hielp voorkomen en druk wegnam bij de mantelzorg. Aanvankelijk startte men met 66 proefprojecten - al vielen er daarvan in de eerste fase al een aantal af. In 2013 kwam er een doorstart. In april 2019 ging de derde proefperiode in, maar met een aantal ingrijpende hervormingen. Er gingen nog 19 proefprojecten van start, waarvan 12 in Vlaanderen - geografische beperkingen vielen weg, maar de projecten kunnen lang niet het hele grondgebied bedienen. De projecten mochten nog maar een beperkt aantal cliënten opnemen voor een duur van zes maanden. De inclusie volgde vaste regels op grond van een beoordeling met BelRAI. De interventies werden afgebakend en aan regels gebonden. De focus lag eenzijdig op de instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven (IADL). In plaats van de enveloppefinanciering kwam er een financiering per prestatie. Dat alles bracht een stuk meer administratie teweeg, bemoeilijkte een goed afgestemde zorgintegratie, stimuleerde de verschillende zorgprofessionals niet meer om samen te werken maar plaatste ze zelfs soms wat in een concurrerende positie. Medewerkers raakten daarnaast gedemotiveerd omdat de proefprojecten geen goed perspectief op de toekomst boden. De middelen voor de proefprojecten bleven onderbenut: in 2020 werd maar 67% van de gereserveerde middelen besteed. Maar de betrokken organisaties melden anderzijds dat ze voor de ondersteuning van de projecten uit eigen middelen moeten putten. De Protocol 3-projecten bewijzen volgens de betrokken partners zeker hun meerwaarde. De cliënten en hun mantelzorg ervaren het pakket van zorg dat ze ontvangen als van hoge kwaliteit en afgestemd op hun behoeften. Zonder deze zorg zou opname in een woonzorgcentrum onvermijdelijk zijn. Maar het KCE-rapport kan door het beperkte opzet ervan dat soort bevindingen niet onomstotelijk aantonen. De hervorming die in 2019 inging, wordt door de mensen op het terrein sterk ervaren als een stap achteruit. Het Kenniscentrum is van oordeel dat de geïntegreerde zorg voor deze kwetsbare ouderen niet alleen moet voortgezet worden, maar dat die in de toekomst algemeen toegankelijk moet zijn. Het rapport wijst erop dat de overheid sinds het ontstaan van de projecten nog meer initiatieven nam om meer geïntegreerde zorg mogelijk te maken. Er kwamen nog nieuwe experimenten en in Vlaanderen werden de eerstelijnszones opgericht. De huidige regering wil met een meerjarenbegroting voor de gezondheidszorg onder meer juist ook ruimte creëren voor geïntegreerde zorg. Dat kan de weg wijzen naar een structurele inbedding van de Protocol 3-projecten.Er moet daarbij opnieuw worden gestreefd naar een vorm van financiering die aanzet tot samenwerking, die zorgintegratie faciliteert en een flexibele afstemming van de zorg op de specifieke behoeften van de cliënt - en de mantelzorg - mogelijk maakt. De administratie moet vereenvoudigd worden. De verschillende instanties die met geïntegreerde zorg betrokken zijn, zoals de Gemeenschappen en de federale overheid, moeten hun inspanningen coördineren. Bij de reflectie over hoe de geïntegreerde zorg zich verder moet ontwikkelen, moeten alle partners betrokken blijven, meent het Kenniscentrum. Ten slotte dringt het Kenniscentrum erop aan dat informatietechnologie de geïntegreerde zorg moet bevorderen - naast het geïntegreerde elektronisch patiëntendossier moeten er specifieke databeheersystemen komen. Systematische registratie van vooraf bepaalde uitkomstmaten moet de kwaliteitsbewaking mogelijk maken.