...

Op mijn 18e wilde ik liever ingenieur dan arts worden, zegt Priscila. Onder impuls van mijn moeder heb ik toch het ingangsexamen geneeskunde gedaan. Na mijn studies ben ik mijn carrière begonnen in een ziekenhuis voor kankerpatiënten waar ook mijn mama werkte", start dr. Jijón haar verhaal. De jonge arts droomde echter van het buitenland: "Ik wilde hematologe worden, liefst in Italië. Maar ik schreef ook medische bijdragen voor de Ecuadoraanse equivalent van Knack. Zo ben ik, heel toevallig, op reportage naar de Caraïben mogen gaan. En op die cruise ben ik Toni tegengekomen, mijn latere echtgenoot.""Eenmaal we de beslissing hadden genomen om te trouwen en ik uit Ecuador zou vertrekken, wilde ik wel een manier vinden om in België (dat ik alleen kende als het land van Magritte en Dutroux) als arts te werken." En dat bleek helemaal geen evidentie: "Ik kreeg uiteindelijk wel een beurs hemato-oncologie van de Cliniques Saint-Luc, maar mijn Frans was een catastrofe. En ik moest mijn diploma gehomologeerd krijgen." "Voor mij leek het logisch: ik was arts in Ecuador, waarom zou dat in België ook niet kunnen?" Maar de realiteit bleek toch iets weerbarstiger: "Ik heb het laatste anderhalf jaar geneeskundestudies overgedaan aan de UCL, daar ben ik dus een tweede keer afgestudeerd. Maar dan kwam de grootste stap, de beslissing om pediater te willen worden. Die richting schrikte mij toch wat af: het aantal stageplaatsen is beperkt, de competitie is dus hard. En ik was de enigste buitenlandse studente in mijn jaar."Dokter Priscila wijst er ook op dat "vaak vrouwen, jonge moeders ook, opteren voor die richting. De combinatie assistent en moederschap was en is niet evident, maar ik heb veel steun gekregen van mijn man en schoonouders. Op dat vlak is er trouwens, gelukkig maar, veel ten goede veranderd. Dat ik nu zelf stagemeester mag zijn voor pediaters in spe vind ik dus een grote eer." De treinrit naar Doornik, waar dr. Jijón als assistente pediatrie werkzaam was, liep via Moeskroen. "Toen ik weer eens de aansluiting had gemist, ontdekte ik dat Moeskroen de eerste Franstalige stad was die dichtst bij onze woonplaats in het Gentse was. Het plaatselijk ziekenhuis zocht een kinderarts, en kijk, ik werk er ondertussen al meer dan tien jaar!" En die job als pediater is uiteindelijk een schot in de roos gebleken. "Weet je, kinderen lachen altijd als ze gezond zijn, zij faken geen ziektes. Je kan ze eenvoudig aanraken, en ze ruiken lekker. In die zin zijn het superaangename patiëntjes. Terwijl je als pediater tegenover ouders of grootouders niet alleen een goede psycholoog moet zijn, maar ook een communicator."Dat laatste is zeker het geval in deze coronatijden: "Ik heb zoals wel meer collega's een tijdlang geen patiënten gezien. Door het masker en de beschermende bril heb ik het gevoel dat ik met de nieuwe, jonge ouders een minder sterke band kan ontwikkelen. De baby's daarentegen hebben geen schrik van onze maskers, ze voelen zich hyper à l'aise.""Ik leef nu al 22 jaar in België, da's bijna de helft van mijn leven. Ik heb hier een fijne job en leuke hobby's (dr. Jijón noemt zich een specialiste inzake Latijns-Amerikaanse literatuur, EB) en ben gelukkig met mijn gezin. Ik mag dus zeker niet klagen, al vind ik wel dat Belgen veel mopperen (lacht)." "Ja, uiteraard mis ik mijn familie - normaliter ga ik elk jaar terug naar Ecuador, maar dat kan door corona helaas voorlopig niet, maar gelukkig kunnen we communiceren via internet - en de zon. Ik herinner mij een ochtend in Guayaquil. Ik reed naar het werk, een dakloze werd wakker en glimlachte toen hij de zon zag. Hier heb je dagen dat je thuis vertrekt en weer thuiskomt in het donker." Een zaak betreurt ze wel: "Ik moet veel lezen en bijstuderen om professioneel bij te blijven. Ik heb intussen een opleiding infectiologie afgerond en was bezig met een cursus antibioticabeheer - tot corona die on hold zette . Maar zodoende blijft er amper tijd over om het niveau van mijn Nederlands op te krikken. Hoe ik ook mijn best doe, ik blijf worstelen met jullie taal." Ten huize resulteert dat in een meertalig compromis. "Ik praat Spaans met de kinderen, Toni Nederlands. Ik hoop dat onze tieners op termijn nog veel meer talen zullen beheersen. Zes zoals hun vader ware fantastisch", klinkt het met een brede latinaglimlach.