...

Dag collega De Sutter! Hoe gaat het met u?Goed. Druk. Als vicepremier zit ik in de cockpit van het bestuur van het land en elke beslissing die je neemt heeft impact. Op elk moment moeten we over pakweg vijf verschillende zaken samen beslissen. Ik heb bovendien twee kabinetten, dat van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post, en mijn kabinet als vicepremier voor Groen. Dat laatste neemt driekwart van mijn tijd in beslag. U bent momenteel in Brussel. Moet u geen vier dagen per week van thuis uit werken, zoals uw ambtenaren?(lacht) Ja, natuurlijk, wij hebben een voorbeeldfunctie! Het probleem is dat je niet alles via telewerk kunt doen. De vergaderingen met het kernkabinet bijvoorbeeld, dat werkte niet via video: je moet in elkaars ogen kunnen kijken, je kwaad kunnen maken, op tafel kloppen. Ook in het parlement accepteren ze het niet als je via video verantwoording aflegt. Op maandag zit ik wel van 's morgens tot 's avonds achter de computer thuis in Horebeke. Maar verder: van mijn 49 medewerkers zijn er in het algemeen maar een viertal fysiek aanwezig. Wat wilde u worden als kind? Wie heeft uw keuzes bepaald?Ik wilde iets doen met wetenschap. In het Sint-Lievenscollege hadden we een geweldige wiskundeleraar, het overgrote deel van mijn klas koos dan ook voor de studie burgerlijk ingenieur. Ik had er mij ook voor ingeschreven, maar heb me snel bedacht. Wie me in mijn jonge jaren echt heeft geïnspireerd, dat waren mijn leraren geschiedenis, esthetica en Latijn. Mijn moeder speelde piano en ikzelf dwarsfluit, maar naar concerten gingen we nooit. Met het college gingen we voor een appel en een ei naar het Festival van Vlaanderen. Cultuur, geschiedenis en muziek zijn tot vandaag mijn grote liefde gebleven. Ik heb lang in een groepje gespeeld met andere academici, maar daarmee zijn we gestopt wegens tijdgebrek. Recent heb ik de cello ontdekt, een prachtig instrument!. Ik heb het geluk dat mijn lerares thuis komt en zich flexibel aanpast aan mijn agenda. Sinds ik op 1 oktober 2020 minister werd, heb ik jammer genoeg nog weinig gelegenheid om te oefenen. Van sommige collega's die ik heb geïnterviewd, waren de ouders op hun veertiende van de school af. Ook mijn eigen vader was autodidact. Hoe zit dat bij u?Ik kom uit een geprivilegieerd milieu, burgerlijk, conservatief, katholiek, typisch voor het Vlaanderen van de jaren '60-'70. Moeder werkte als arts, vader was rechter. Mijn ouders hadden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en waren ondanks hun welstand wars van uitspattingen: elke frank moest goed worden besteed. Natuurlijk heeft mijn opvoeding sporen nagelaten. Ik was geen gemakkelijke adolescent en mijn eigen issues kwamen daarbovenop. De waarden van mijn ouders heb ik wel meegenomen in mijn latere leven: gebruik je talenten, beschouw het als een morele plicht om te doen waar je goed in bent, liefst in het algemeen belang. Als student net genoeg werken om erdoor te geraken botste met mijn opvoeding. Vandaag ben ik nog steeds die perfectionist. Wat ik als leidinggevende wel heb moeten leren, is dat iemand die de lat niet zo hoog legt toch talenten kan hebben die groots en waardevol zijn. Dat verhindert niet dat ik me graag omring met mensen die op een gezonde manier mijn drive delen. Waar komt uw sociaal bewustzijn vandaan?Mijn ouders waren geëngageerd, vanuit mededogen voor wie het minder goed had. Vader was in zijn jeugd actief bij de toenmalige CVP. Mijn interesse voor de wereld en de mensen heb ik van hem. Moeder was arts, maar beoefende als adviseur bij een ziekenfonds de klinische geneeskunde niet. Ik heb voor geneeskunde gekozen omdat ik geboeid was door exacte wetenschap en tegelijk ook belangstelling koesterde voor de mens. Geneeskunde beschouw ik nog steeds als de perfecte mix van die twee zaken. In de relatie tussen arts en patiënt heb ikzelf een hele tijd aan de andere kant gestaan. Zoiets doet je nadenken over de relaties tussen mensen, over wat daarin echt belangrijk is. Het heeft me ook weerbaarder gemaakt. Ik behoor tot een minderheid en heb daardoor aandacht voor de belangen van andere minderheden, van alwie gediscrimineerd wordt. Hoe moeilijk is het om binnen uw partij compromissen te sluiten over zaken waarbij emotie eerder dan wetenschap bepalend is? Ik denk aan kernenergie, GGO's, 5G...Laat ik het volgende duidelijk stellen. Ik heb lang gewerkt rond de ethische aspecten van de voortplantingsgeneeskunde en heb altijd een genuanceerd maar ook kritisch standpunt ingenomen tussen twee uitersten: tussen diegenen die alle wetenschap en vooruitgang verwerpen en wie daarover een blind optimisme vertoont.De wetenschap heeft onmiskenbaar bedreigingen gecreëerd. Eén daarvan, het hormonenverstorende effect van veel chemische stoffen, heeft me bij Groen gebracht. Als je werkzaam bent in de fertiliteit, kun je daar niet omheen. Daarvoor een regelgevend kader scheppen is moeilijk omwille van de grote economische belangen. Voor dat laatste heb ik dan ook weer begrip.In de partijpolitiek moet je wel keuzes maken, beslissingen nemen. Kernenergie bijvoorbeeld is geen duurzame vorm van energieproductie, er zijn veiligheidsissues, de afvalproblematiek krijgen we niet opgelost. Onder invloed van mijn partij is in 2003 de kernuitstap gestemd. We zijn achttien jaar verder en aan die wet is nog steeds geen uitvoering gegeven! In mijn ogen heeft dat dossier niets te maken met wereldvreemdheid of dogmatisme. Hadden we die kerncentrales willen verlengen, dan hadden we dat een paar jaar geleden moeten beslissen, nu is het gewoon te laat. Ik sluit de deur niet voor nieuwe technologieën, inclusief nucleaire, als die veilig zijn en geen afval achterlaten.De GGO's, dat is een ander verhaal, daar gaat het niet zozeer om de technologie op zich, het gaat vooral over monopolies. De bedrijven die GGO's in de markt willen zetten, produceren ook de meststoffen en pesticiden, en krijgen zo de hele landbouw onder controle. Dat is gewoon ongezond! Rond zaken als het 5G-dossier, maar bijvoorbeeld ook vaccinaties, hebben sommigen in onze achterban vragen, maar ik denk niet dat mijn partij zich ooit ten opzichte van die zaken kritisch heeft opgesteld. We nemen voorzorgen, we monitoren, maar onze standpunten zijn heel duidelijk pro .Iets luchtigers. Reist u veel?In het verleden echt wel. Mijn moeder had iets met bergen, terwijl mijn vader van een rustige strandvakantie hield. Eén zomer op de twee zaten we met zijn allen, neven en nichten incluis, in het chalet van een oom en tante in Zwitserland. Het volgende jaar ging de reis dan naar het zuiden, naar Frankrijk of Spanje. Onderweg bezochten we de stranden van Normandië, de Mont Saint-Michel, de kunststeden. Mijn ouders zorgen ervoor dat we er altijd iets van oppikten. Later ben ik door mijn academische carrière natuurlijk vaak op congressen beland, overal in Europa maar ook in de Verenigde Staten, in Azië of Afrika.Vaak zag ik van die landen alleen de luchthaven en het hotel. Ik herinner me dat ik 's morgens naar Genève vloog voor een vergadering en daarna meteen terug naar Brussel voor een volgende afspraak. Dat soort gekkenwerk gaat eruit, conferenties fysiek bijwonen zul je alleen nog doen als sociaal contact belangrijk is, of wanneer het meerdaags is. Als ik nu nog reis, dan is dat in het kader van mijn ministerschap en dat blijft heel beperkt. Mijn enige buitenlandse verplaatsingen dit jaar waren naar Portugal en Kopenhagen. Het hoeft ook niet meer zo nodig. Vakantie, dat is voor mij onder een boom in Frankrijk een boek lezen. Daar zou ik veel voor geven, maar ook dat is moeilijk geworden. Vindt u dat u macht hebt?Het woord 'macht' behoeft verduidelijking. Ik heb lang in de Senaat gezeten, in de Raad van Europa, ook anderhalf jaar in het Europees parlement. Daar zit je aan de wetgevende kant, maar niet waar beslissingen worden uitgevoerd. Nu is dat wel het geval. Als lid van de regering kan ik beslissingen nemen. De belangrijkste kunnen op de ministerraad worden tegengehouden, maar over andere kan ik autonoom beslissen.Voor mij gaat macht wel samen met verantwoordelijkheid. Ik denk dat alle leden van de regering zich daar bewust van zijn. We beleven historische tijden: door Corona, de klimaatcrisis, een aantal moeilijk te beheersen maatschappelijke evoluties. Er komen tegenstemmen in het debat en het vertrouwen in de politiek verdwijnt. Het is niet aan ons om te oordelen of we goed bezig zijn of niet, de geschiedenis zal dat voor ons doen. Dit land zit ingewikkeld in elkaar. Er is geen hiërarchie tussen het federale niveau, het gewestelijke en de gemeenschappen. Allemaal hebben ze in het overlegcomité dezelfde stem en dus ook het vetorecht. Dat de partij van de premier beslissingen neemt die iedereen maar moet slikken, is in België onmogelijk. Soms ben ik het niet eens met het resultaat van dat overleg, maar moet je de zaak dan blokkeren, de regering doen vallen? Vroeg of laat moet je met een besluit naar buiten komen. België heeft de reputatie een particratie te zijn. Hoe staat u daar als minister tegenover?Als je in de politiek carrière wilt maken, dan kun je binnen een partij inderdaad opklimmen tot je een verkiesbare plaats krijgt. Groen is een partij met basisdemocratie, wat betekent dat bij ons vrijwilligers in het partijbestuur en de politieke raad de doorslag geven. In sommige partijen beslist de voorzitter eigenmachtig wie minister wordt, zonder intern debat. Voorzitters hebben dus veel macht en kunnen enorme problemen veroorzaken, bijvoorbeeld door om de haverklap publieke statements te doen. Voor de democratie is het bovendien niet goed wanneer alle beslissingen binnen de partijen genomen worden. Hoe kun je daar verandering in brengen? Je zou de partijfinanciering terug kunnen schroeven bijvoorbeeld. Er liggen voorstellen voor een democratische hervorming op tafel. Groen is daarvoor vragende partij. De politisering afbouwen, betekent wellicht ook de kabinetten afslanken? Nu zijn die een springplank voor wie carrière wil maken in een overheidsbedrijf. In Nederland bijvoorbeeld rekenen de ministers veel meer op hun ambtenaren.Daar heb je inderdaad kleinere kabinetten. Hun experten en adviseurs werken vanuit de administratie zelf, terwijl wij die detacheren vanuit de administratie. Wij werken dus met dezelfde mensen, alleen functioneren ze binnen een politieke omgeving. In principe zou je het beleidsvoorbereidende werk aan de administratie kunnen toevertrouwen en met veel kleinere kabinetten werken, met bijvoorbeeld alleen persoonlijke medewerkers en woordvoerders. Ik noteer alleen dat de ze bij de administratie onderbemand zijn, verder moeten besparen en bijgevolg niet op extra werk zitten te wachten. Toen professor Jan De Maeseneer door voormalig minister Philippe Busquin om advies werd gevraagd, stelde hij tot zijn verbazing vast dat diens kabinet deels bevolkt werd vertegenwoordigers van de geneesmiddelenindustrie, de ziekenfondsen en de ziekenhuizen.Lobbyisten krijgen we natuurlijk voortdurend over de vloer: vanaf het moment dat een initiatief iemands belang zou kunnen schaden of groepen bevoordelen, gaat er een hele machine aan de slag, maar op het kabinet zelf mag je geen lobbyisten hebben! Af en toe heb je natuurlijk dat de topexpert toevallig werkt bij een belanghebbende organisatie. Ik vind het bijvoorbeeld normaal dat als je de gezondheidszorg hervormt, er mensen van het Riziv op je kabinet werken, mensen uit de gezondheidszorg, enzovoort. Maar iemand uit de farma in je kabinet halen, dat zou ik niet doen. Even terug naar u als persoon. Op welke eigenschappen bent u trots en waarom?(denkt lang na) Zonder valse bescheidenheid, ik hoop: mijn vermogen tot empathie. Dertig jaar lang patiënten zien, consultaties doen, dat laat zijn sporen na. Je moet in de huid van mensen kunnen kruipen. Die attitude komt ook van pas in de politiek, zeker in de veelstemmige Vivaldicoalitie. Verder ben ik een harde werker en denk ik dat ik dingen snel begrijp. Misschien nog het belangrijkste is mijn relativeringsvermogen: ik kan dingen loslaten. Wie vandaag nog op een voetstuk staat, zal morgen vergeten zijn. Mijn ontdekking van het boeddhisme helpt me daarbij. Ik bedoel de boeddhistische filosofie, stel je geen vragen die onbeantwoordbaar zijn. Met het religieuze aspect, het geloof in reïncarnatie en zo, daar heb ik niks mee. Ik geloof niet in een leven na de dood, maar als dat wel zo is, dan wordt dat een aangename verrassing. Welke mensen bent u dankbaar?Mijn ouders om te beginnen. Mijn partner Claire, een fantastische vrouw, mijn alfa en omega! Iedereen die onvoorwaardelijk zijn vertrouwen in mij heeft uitgesproken op een moment dat vele anderen me lieten vallen. Ook mijn patiënten natuurlijk, van wie ik zoveel heb geleerd! Als jonge arts denk je dat je alles weet en dat je dat even moet uitleggen aan wie tegenover je zit. Die arrogantie heb ik snel afgeleerd. Je leert pas echt door te luisteren. Zijn er gebeurtenissen in uw leven die u niet loslaten?Ik heb ooit tijdens een wachtdienst een vrouw en haar pasgeboren kind verloren. Een placentaloslating, gevolgd door een vruchtwaterembolie. Dat is het ergste wat er bij een bevalling kan gebeuren en iets waar je als arts totaal machteloos tegenover staat. Ik zat in die tijd in allerlei raden en commissies en ging in één klap twijfelen aan alles waar ik mee bezig was. Marleen Temmerman, mijn diensthoofd, heeft me doen inzien dat ik moest blijven doen waar ik goed in was. Wel heb ik me toen voorgenomen dat elke patiënt die mijn bureau binnenkwam, op dat moment het allerbelangrijkste zou zijn. Elk patiëntencontact is voor mij waardevol. De dood van die patiënte heeft dat geïntensifieerd. Kunt u nog terug naar de praktijk?Als vicepremier kun je geen consultaties blijven doen en dat spijt me verschrikkelijk. Ik ben er een goed jaar helemaal uit nu, op die tijd ben je niet alles kwijt. Als tijdelijk politiek gedetacheerde kan ik terugkeren naar het UZ Gent, maar natuurlijk niet naar mijn oude job als afdelingshoofd Infertiliteit. Ik zou er geen enkel probleem mee hebben om opnieuw gewoon consultaties te doen, of weer te worden ingeschakeld in het wetenschappelijke werk. Wat zou u anders gedaan hebben als u de tijd terug kon draaien?Het eerlijke antwoord is: niets. Je kunt niet teruggaan in je leven. Bovendien denk ik dat ik precies dezelfde weg zou gaan. Wel heb ik spijt over het verdriet dat ik anderen heb aangedaan uit onwetendheid, uit onmacht, lafheid... Maar of ik dat had kunnen vermijden, ik weet het niet. Waar bent u bang voor?Mensen ontgoochelen, mensen pijn doen. Voor mijn eigen toekomst ben ik niet bang. Ooit komt er een einde aan mijn leven, en hoewel het vooruitzicht van aftakeling mij niet toelacht, accepteer ik dat de cirkel ooit volledig rond zal zijn. Maar er is méér. Het jaar 2100 lijkt misschien eindeloos ver, maar kinderen die nu geboren worden, zullen het einde van deze eeuw meemaken. Van hun toekomst lig ik soms wakker. Dat lijkt me niet abnormaal, die toekomst veiligstellen is tenslotte het kernpunt van ons politiek project. Maar eigenlijk zijn wij allen, binnen en buiten de politiek, daarvoor verantwoordelijk.