...

Samen met 23 andere projecten werd Interpret-Dia (Intensive Telemonitoring of Pediatric patients with Real-Time Continuous Glucose Monitoring in Type 1 Diabetes) geselecteerd voor de pilootprojecten rond m-health van het kabinet van minister De Block. Voor het project dacht het UZ Brussel een systeem uit waarmee de continueglucosemonitoringdata van pediatrische patiënten met diabetes type 1 automatisch geïntegreerd worden in het elektronisch dossier van het multidisciplinaire diabetesteam. "Met continue glucosemonitoring (CGM, nvdr) zijn patiënten niet alleen verlost van de pijnlijke vingerprik, opeens beschikken zij - en hun arts - iedere 5 of 15 minuten over een meting", legt endocrinologe professor Inge Gies uit.Bij continue glucosemonitoring wordt een sensor onderhuids geplaatst in de buik of de bovenarm, die de glucoseconcentratie in het onderhuidse weefselvocht meet. Via een zender op de sensor worden de waarden doorgezonden naar de insulinepomp of de ontvanger. Omdat de glucosewaarden op dat moment af te lezen zijn, spreken we van real-time CGM. Sinds 1 augustus 2016 wordt de techniek terugbetaald voor adolescenten en kinderen ouder dan vier."Maar al die extra gegevens zorgden ervoor dat patiënten en hun ouders wat overdonderd waren", vervolgt prof. Gies. "Ze wisten niet hoe ze de data moesten interpreteren, en hoe ze de therapie op basis daarvan moesten aanpassen. Ook de betrokken zorgverleners misten een overzicht."Ze vroegen de IT-dienst van het ziekenhuis een systeem uit te werken dat de gegenereerde data uit de sensor op een uniforme manier voorstelt in het elektronisch medisch dossier van het ziekenhuis, zodanig dat ze makkelijk en snel te interpreteren zijn. "Belangrijke voorwaarde was dat er voor de patiënt geen extra burden bij kwam, zijnde dat hij de data van de sensor thuis moest uploaden", zegt Inge Gies. De sensor Guardian Connect van Medtronic liet toe de glucosewaarden automatisch te integreren in het patiëntendossier. In een tweewekelijks telefoongesprek werden de gegevens teruggekoppeld naar de patiënt (en/of zijn ouders) zelf. "De combinatie van de extra beschikbare gegevens en de teleconsultaties lieten het diabetesteam toe om zeer kort op de bal te spelen, en gerichte feedback te geven", zegt Inge Gies. "Waar de patiënt tijdens de driemaandelijkse consultaties een stuk of tien adviezen meekrijgt, kan de zorgverlener tijdens de telefoongesprekken focussen op één bepaald probleem, en dat tijdens de volgende tele-consultatie twee weken later opvolgen.""Laten we ook niet vergeten dat ziekenhuisconsultaties een momentopname zijn", vervolgt prof. Gies. "Je geeft dan wel feedback, maar een week later kan een kind griep hebben en heeft hij andere waarden. Patiënten moeten gecoacht worden om zelf hun therapie aan te passen, deze m-healthaanpak stimuleert dat. De tele-consultaties laten tevens toe dat zorgverleners beter weten wat er leeft bij de patiënt: stress thuis of op school kan bijvoorbeeld een impact hebben op de therapie. De band tussen patiënt en zorgverlener wordt nauwer, een voordeel voor een groot centrum als het onze. Bovendien kregen via deze weg ook andere zorgverstrekkers betrokken bij de behandeling van een patiënt, toegang tot de digitale opvolging van hun patiënt.Op het moment van schrijven is het pilootproject iets meer dan twee maanden afgelopen. Begin volgend jaar volgt een evaluatie door het Riziv. Professor Gies begint met de targetgroep, namelijk de patiënten die bij de start van het project een matige tot slechte diabetesregeling hadden, met name een HbA1c-percentage hoger dan 7,5."Bij 64% van deze patiënten met een HbA1c buiten target zien we na zes maanden een daling van het geglycosyleerd hemoglobine in het bloed: zij gingen gemiddeld van 8,3% naar 7,6% HbA1c."Patiënten die vanaf de start een goede diabetesinstelling hadden, dus met HbA1c lager dan 7,5%, bleven met de nieuwe therapievorm goed geregeld. Hebben deze patiënten dan ook minder hypo's? "Die gegevens moeten we nog analyseren", zegt Inge Gies. Net als gegevens over het effect op de levenskwaliteit van deze behandelingsvorm."Duidelijk is dat deze vorm van therapie niet voor alle diabetespatiënten type 1 een verbetering geeft. Zo waren er ook patiënten (36%) met een slechte diabetesregeling die er in het project niet op vooruit zijn gegaan. Zij pasten de feedback vaak niet toe en vergaten bijvoorbeeld hun insulinedosis aan te passen."Volgens Inge Gies heeft dit m-health-project een duidelijke meerwaarde voor specifieke groepen van patiënten, gedurende een bepaalde periode. Inge Gies: "Het heeft weinig zin om een patiënt met een goede diabetesregeling gedurende jaren om de twee weken op te bellen. Een optie zou wel kunnen zijn om een aantal van de jaarlijkse consultaties in het ziekenhuis te vervangen door een teleconsultatie.""Uit een bevraging die we op het einde van het project hebben gedaan, blijkt echter dat de meeste patiënten deze ziekenhuisconsultaties graag zouden behouden. Ze zijn vragende partij voor tussentijdse teleconsultaties bovenop de ziekenhuisconsultaties. Sommigen patiënten vroegen zelfs om wekelijks telefonisch contact."Voor patiënten met een slechte regeling kan een dergelijke 'm-healththerapie' een optie zijn. Inge Gies: "Nu worden ze vaak opgenomen voor hereducatie, maar dat is een dure oplossing en niet altijd evident voor de patiënt. Voor hen zou m-health, gedurende een afgebakende periode zeg maar een tussenstap kunnen zijn. Is er nadien nog steeds geen verbetering, dan kunnen we overgaan tot hospitalisatie."Wat er na de proefprojecten zal gebeuren met m-health door het Riziv, is nog niet gekend. Zal mee moeten genomen worden in de beoordeling, naast de medische outcome: de tijdsinvestering van het personeel, en het daaraan gekoppelde budget. "Zo lukte het de diabeteseducator niet altijd om de patiënt op het afgesproken tijdstip te bereiken, waardoor er soms een aantal keer moest teruggebeld worden", zegt Inge Gies. Sommige patiënten gaven ook aan dat ze liever op andere manieren gecontacteerd willen worden, zoals sms of Whatsapp.Bedoeling is om in de toekomst patiënten thuis toegang te geven tot het IT-platform en hun continueglucosemonitoringdata, geeft de endocrinologe nog mee. "Zo zet je hen nog meer aan het stuur."