De poging tot afschaffing van Obama-care door Donald Trump en de toewijzing van de uitbating van het forensisch psychiatrisch centrum in Antwerpen: het zijn twee recente gebeurtenissen die mij attent maken op een geleidelijke verplaatsing van de zorgbakens in de richting van de meritocratie. Ik stel mij de vraag: Hoe bedreigend voor onze gezondheidszorg is een maatschappijmodel waarin de sociaal-economische positie van elk individu steunt op zijn of haar verdiensten in de samenleving?

De eerste gebeurtenis speelde zich af in Amerika waar president Donald Trump met een pennentrek Obama-care wilde afschaffen. De moeizaam tot stand gekomen fundamentele hervorming van de Amerikaanse gezondheidszorg onder het presidentschap van Barak Obama blijft gelukkig overeind. President Trump kreeg niet alleen hevige tegenwind van de democraten, ook binnen zijn eigen republikeinse partij kwam verzet uit schrik voor stemmenverlies bij de komende verkiezingen. De afschaffing zou ernstige gevolgen gehad hebben voor meer dan 24 miljoen Amerikaanse burgers: geen of een sterk verminderde toegang tot de basisgezondheidszorg en onbetaalbare premies voor privéverzekeringen. Voor deze groep van mensen werd het wetsvoorstel van president Trump gelukkig een politiek fiasco. Een nieuwe poging tot afschaffing moeten we niet onmiddellijk verwachten. Wel hoopt president Trump op een faillissement van Obama-care. Hoe kan een leider van zo'n belangrijk land het ethisch verantwoorden dat een grote groep burgers omwille van ernstige ziekte of kansarmoede tussen schip en wal belanden inzake basisgezondheidszorg? Blijft de ideologie van de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 waarin staat dat iedere burger voor zichzelf moet zorgen de sociale rechtvaardigheid overschaduwen?

De tweede gebeurtenis vond plaats in eigen land waar andermaal de regering de uitbating van een belangrijke zorgvoorziening toekende aan een profit organisatie. Naast het forensisch psychiatrisch centrum te Gent krijgt nu ook het nieuw forensisch psychiatrisch centrum te Antwerpen een commercieel label. Nog niet zo lang geleden was het hommeles in de stad Antwerpen met projectoproepen voor sociale dienstverlening waar zowel de bestaande social profit centra konden op intekenen als de profit sector. Deze gebeurtenissen illustreren dat de commercialisering van de zorg zich geleidelijk aan verder ontplooit.

Een gelijkaardige poging zoals in Amerika om onze gewaarborgde basisgezondheidszorg integraal te vervangen door een privé-verzekeringssysteem is vandaag ondenkbaar. Toch moeten we waakzaam blijven dat de basisgezondheidszorg niet op de helling komt te staan door besparingen op de sociale zekerheid en een aan belang toenemend meritocratisch gedachtegoed dat zich vertaalt in een zich stilaan terugtrekkende overheid. We gaan maar al te vlug voorbij aan de vaststelling dat al meer dan de helft van onze bevolking een privé-verzekering heeft voor gezondheidzorg en dat ongeveer 30% van de medische uitgaven ten laste valt van de patiënt! Het kantelmoment naar een basisgezondheidszorg die alsmaar moeilijker toegankelijk is, komt geleidelijk aan dichterbij door zowel de commercialisering als de privatisering. Beide ontwikkelingen kunnen de stap naar dat kantelmoment in een hogere versnelling brengen.

Laten we komaf maken met de gekende vooroordelen dat commercialisering bijdraagt tot een efficiëntere en goedkopere zorg en dat de not for profit sector te weinig efficiëntie beoogt.

Hiermede wil ik geenszins zeggen dat de overheid een dam moet opwerpen tegen de commercialisering van de zorg. De Europese wetgeving maakt vrij verkeer van personen, goederen en diensten mogelijk. De toegang tot de markt voor initiatiefnemers in de gezondheidssector valt onder het recht van vrij dienstenverkeer. Als gevolg hiervan heeft Europa een verbod uitgevaardigd tegen maatregelen die dat vrij verkeer zouden belemmeren. Dat neemt niet weg dat gezondheid en welzijn publieke goederen zijn die niet zo maar aan de vrije markt van winstzoekende actoren en koopkrachtige patiënten mogen overgelaten worden. Als gevolg van het ontbreken van patiëntensoevereiniteit is er in de gezondheidzorg van een evenwichtsherstellende werking via het prijsmechanisme geen sprake. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om een gereguleerde markt uit te werken waar de not for profit en de profit sector initiatieven kunnen ontplooien met identieke normen op het vlak van planning, erkenning, financiering, toegankelijkheid, kwaliteit, veiligheid, ... Een degelijke overheidsregulering kan verschillende snelheden en zogenaamde cherry picking in de gezondheidszorg voorkomen. Laten we hierbij komaf maken met de gekende vooroordelen dat commercialisering bijdraagt tot een efficiëntere en goedkopere zorg en dat de not for profit sector te weinig efficiëntie beoogt, maar ook dat er in de profit sector niet ethisch zou gewerkt worden en iedereen handelt uit puur eigenbelang met het oog op winstmaximalisatie.

De keuze moet blijven gaan naar een financieel toegankelijke en solidaire gezondheidszorg. Het maximaliseren van het meritocratisch gedachtegoed vormt ontegensprekelijk een bedreiging voor deze twee fundamentele doelstellingen. Op elke overheid rust de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de basisgezondheidszorg voor alle burgers financieel toegankelijk blijft. De beste gezondheidszorg steunt op een combinatie van de volgende drie componenten: op de eerste plaats een basiszorg gefinancierd en georganiseerd door de overheid, op de tweede plaats aanvullende zorg betaald door de burgers en geleverd door het privé-initiatief of de commerciële sector en op de derde plaats maar daarom zeker niet onbelangrijk de mantelzorg en het vrijwilligerswerk. De solidariteit moet tot uiting komen tussen diverse groepen en niveaus: tussen gezonde en zieke mensen, tussen acute en langdurig zieken, tussen mensen zonder en met een beperking, tussen begoede burgers en kansarmen, tussen werkenden en gepensioneerden, tussen generaties, tussen deelstaten, ... Deze doelstellingen mogen niet als een gunst, maar wel als een ontegensprekelijk recht van iedere burger gezien worden.

De poging tot afschaffing van Obama-care door Donald Trump en de toewijzing van de uitbating van het forensisch psychiatrisch centrum in Antwerpen: het zijn twee recente gebeurtenissen die mij attent maken op een geleidelijke verplaatsing van de zorgbakens in de richting van de meritocratie. Ik stel mij de vraag: Hoe bedreigend voor onze gezondheidszorg is een maatschappijmodel waarin de sociaal-economische positie van elk individu steunt op zijn of haar verdiensten in de samenleving?De eerste gebeurtenis speelde zich af in Amerika waar president Donald Trump met een pennentrek Obama-care wilde afschaffen. De moeizaam tot stand gekomen fundamentele hervorming van de Amerikaanse gezondheidszorg onder het presidentschap van Barak Obama blijft gelukkig overeind. President Trump kreeg niet alleen hevige tegenwind van de democraten, ook binnen zijn eigen republikeinse partij kwam verzet uit schrik voor stemmenverlies bij de komende verkiezingen. De afschaffing zou ernstige gevolgen gehad hebben voor meer dan 24 miljoen Amerikaanse burgers: geen of een sterk verminderde toegang tot de basisgezondheidszorg en onbetaalbare premies voor privéverzekeringen. Voor deze groep van mensen werd het wetsvoorstel van president Trump gelukkig een politiek fiasco. Een nieuwe poging tot afschaffing moeten we niet onmiddellijk verwachten. Wel hoopt president Trump op een faillissement van Obama-care. Hoe kan een leider van zo'n belangrijk land het ethisch verantwoorden dat een grote groep burgers omwille van ernstige ziekte of kansarmoede tussen schip en wal belanden inzake basisgezondheidszorg? Blijft de ideologie van de Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 waarin staat dat iedere burger voor zichzelf moet zorgen de sociale rechtvaardigheid overschaduwen? De tweede gebeurtenis vond plaats in eigen land waar andermaal de regering de uitbating van een belangrijke zorgvoorziening toekende aan een profit organisatie. Naast het forensisch psychiatrisch centrum te Gent krijgt nu ook het nieuw forensisch psychiatrisch centrum te Antwerpen een commercieel label. Nog niet zo lang geleden was het hommeles in de stad Antwerpen met projectoproepen voor sociale dienstverlening waar zowel de bestaande social profit centra konden op intekenen als de profit sector. Deze gebeurtenissen illustreren dat de commercialisering van de zorg zich geleidelijk aan verder ontplooit.Een gelijkaardige poging zoals in Amerika om onze gewaarborgde basisgezondheidszorg integraal te vervangen door een privé-verzekeringssysteem is vandaag ondenkbaar. Toch moeten we waakzaam blijven dat de basisgezondheidszorg niet op de helling komt te staan door besparingen op de sociale zekerheid en een aan belang toenemend meritocratisch gedachtegoed dat zich vertaalt in een zich stilaan terugtrekkende overheid. We gaan maar al te vlug voorbij aan de vaststelling dat al meer dan de helft van onze bevolking een privé-verzekering heeft voor gezondheidzorg en dat ongeveer 30% van de medische uitgaven ten laste valt van de patiënt! Het kantelmoment naar een basisgezondheidszorg die alsmaar moeilijker toegankelijk is, komt geleidelijk aan dichterbij door zowel de commercialisering als de privatisering. Beide ontwikkelingen kunnen de stap naar dat kantelmoment in een hogere versnelling brengen. Hiermede wil ik geenszins zeggen dat de overheid een dam moet opwerpen tegen de commercialisering van de zorg. De Europese wetgeving maakt vrij verkeer van personen, goederen en diensten mogelijk. De toegang tot de markt voor initiatiefnemers in de gezondheidssector valt onder het recht van vrij dienstenverkeer. Als gevolg hiervan heeft Europa een verbod uitgevaardigd tegen maatregelen die dat vrij verkeer zouden belemmeren. Dat neemt niet weg dat gezondheid en welzijn publieke goederen zijn die niet zo maar aan de vrije markt van winstzoekende actoren en koopkrachtige patiënten mogen overgelaten worden. Als gevolg van het ontbreken van patiëntensoevereiniteit is er in de gezondheidzorg van een evenwichtsherstellende werking via het prijsmechanisme geen sprake. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om een gereguleerde markt uit te werken waar de not for profit en de profit sector initiatieven kunnen ontplooien met identieke normen op het vlak van planning, erkenning, financiering, toegankelijkheid, kwaliteit, veiligheid, ... Een degelijke overheidsregulering kan verschillende snelheden en zogenaamde cherry picking in de gezondheidszorg voorkomen. Laten we hierbij komaf maken met de gekende vooroordelen dat commercialisering bijdraagt tot een efficiëntere en goedkopere zorg en dat de not for profit sector te weinig efficiëntie beoogt, maar ook dat er in de profit sector niet ethisch zou gewerkt worden en iedereen handelt uit puur eigenbelang met het oog op winstmaximalisatie. De keuze moet blijven gaan naar een financieel toegankelijke en solidaire gezondheidszorg. Het maximaliseren van het meritocratisch gedachtegoed vormt ontegensprekelijk een bedreiging voor deze twee fundamentele doelstellingen. Op elke overheid rust de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de basisgezondheidszorg voor alle burgers financieel toegankelijk blijft. De beste gezondheidszorg steunt op een combinatie van de volgende drie componenten: op de eerste plaats een basiszorg gefinancierd en georganiseerd door de overheid, op de tweede plaats aanvullende zorg betaald door de burgers en geleverd door het privé-initiatief of de commerciële sector en op de derde plaats maar daarom zeker niet onbelangrijk de mantelzorg en het vrijwilligerswerk. De solidariteit moet tot uiting komen tussen diverse groepen en niveaus: tussen gezonde en zieke mensen, tussen acute en langdurig zieken, tussen mensen zonder en met een beperking, tussen begoede burgers en kansarmen, tussen werkenden en gepensioneerden, tussen generaties, tussen deelstaten, ... Deze doelstellingen mogen niet als een gunst, maar wel als een ontegensprekelijk recht van iedere burger gezien worden.