Ze had in Tjetjenië het diploma van arts behaald en immigreerde vijf jaar geleden naar België wegens gevaarlijke instabiliteit in haar land. Hier moest ze drie bijkomende jaren artsopleiding volgen om haar erkenning als arts gelijk te stemmen met de hier geldende vereisten. Vorig jaar behaalde ze uiteindelijk haar einddiploma van arts aan de KU Leuven.

Tijdens een eerste ontmoeting stelden de opleiders vast dat de haio heel gebrekkig Nederlands sprak. Ze had ook heel weinig praktijkervaring, haar ziekenhuisstages hadden zich vooral beperkt tot administratieve taken. Maar de ervaren praktijkopleiders wilden er voor gaan, wetende dat ze bijna vanaf nul zouden moeten starten en heel intensieve begeleiding en opvolging nodig zou zijn.

Moeilijke integratie

Al snel bleek er een enorm probleem. Tijdens elke raadpleging moesten de praktijkopleiders advies geven, aantonen hoe een raadpleging plaatsvindt, hoe een klinisch onderzoek gebeurt en hoe een digitaal medisch programma functioneert. Ook ging er veel aandacht naar het contact met de patiënt en naar het afnemen van een anamnese.

Gezien de drukte van de praktijk werd het al snel heel moeilijk om de haio constant op te volgen, te coachen en te adviseren. Er waren ook moeilijkheden tijdens haar wachtdienst, die uiteraard verliep onder supervisie van de PO.

In de kring werd afgesproken om te wachten met wachtdiensten. Er was hoop dat ze positief zou evolueren naargelang ze meer kennis en ervaring zou opdoen in deze groepspraktijk, ook al evolueerde ze slechts traag. Na vijf maanden kwam er een evaluatie door het Icho. Daaruit bleek dat de haio nog helemaal niet in staat was om zelfstandig een raadpleging te houden, dat er qua taalkennis geen vooruitgang was geboekt en dat veel patiënten het heel moeilijk hadden met de situatie.

Hoewel ze een Russisch artsendiploma behaalde, en uiteindelijk na drie bijkomende jaren ook haar diploma van arts behaalde aan een Vlaamse universiteit, had zij - bij gebrek aan kennis en ervaring - geen benul van de basisvereisten van een huisartspraktijk

Uiteindelijk werd in overleg met de verantwoordelijken van het Icho de samenwerking stopgezet.

Specialisten in opleiding

Deze casus is een zeldzaam voorbeeld maar komt nog voor in andere opleidingspraktijken. Dit doet zich echter nog veel frequenter voor bij specialisten in opleiding in ziekenhuizen. In 2015 waren 28% van de nieuw ingeschreven artsen bij het Riziv artsen die hun diploma niet in België hadden behaald. Vijf jaar geleden was dat slechts 20%. In datzelfde jaar 2015 hadden in Wallonië 41% van de nieuw ingeschreven artsen een niet-Belgische opleiding gekregen, in Vlaanderen was dat 16% (zie DS van 1 december 2016).

Grondige evaluatie

Voor iemand een diploma en erkenning van arts krijgt in ons land, moet naast een verplicht taalexamen - dat een garantie kan zijn zijn voor een vlotte communicatie in de arts-patiënt relatie - een grondige evaluatie gebeuren van de gevolgde opleiding, de kennis en de ervaring in het land van herkomst.

Desgevallend kan een bijkomende opleiding opgelegd worden, waarna een evaluatie van de wetenschappelijke kennis moet plaatsvinden. Die evaluatie moet uitgaan van de inhoud van de in België verstrekte geneeskundeopleidingen, rekening houdend met het beoefende specialisme. Andere gegevens die bijdragen tot de beroepsbekwaamheid van de arts zijn: kennis van de regelgevende context (Riziv, Patiëntenrechten...., van de Code van geneeskundige plichtenleer, de regels inzake goede praktijk en vooral van de taal van de regio (advies NR Orde van 17/09/2016 , TNR 154)

Recht van de patiënt

Elke patiënt heeft recht op een bekwame goed opgeleide arts, die de taal van de patiënt begrijpt, kan spreken of er zich minstens in kan uitdrukken. Het is de taak van de praktijkopleider om zich voor 100% in te zetten de precieze vaardigheden aan te leren die de betreffende arts nodig heeft. Al wat voorafgaat aan de fase van specialisatie en bijkomende opleiding, is de verantwoordelijkheid en de core business van het onderwijs, van de universiteit die het einddiploma aflevert. Artsen die eerst in het buitenland een artsenopleiding kregen, a fortiori in een niet-EU-land, moeten een even strenge en veeleisende evaluatie krijgen van hun eindtermen als de artsen die in België hun opleiding volgden.

De eindtermen moeten voor elke arts dezelfde zijn, zo niet kan er geen erkenning worden toegekend

In onze ziekenhuizen zijn veel zeer bekwame specialisten van buitenlandse niet-Europese herkomst aan het werk, wat een heel grote appreciatie verdient. Maar de uitzonderingen die niet de vereiste procedure hebben gevolgd, en achteraf klachten krijgen over het niet capabel zijn, over de onmogelijkheid tot communicatie of onvoldoende wetenschappelijke kennis, moeten tijdig bijgestuurd worden. De patiënt mag geen schade ondervinden, evenmin als de eigen professionele loopbaan van deze artsen. De kwaliteit van de gezondheidszorg is primordiaal.

Dit alles heeft niets met discriminatie te maken maar met de kwaliteit van opleiding.

Ze had in Tjetjenië het diploma van arts behaald en immigreerde vijf jaar geleden naar België wegens gevaarlijke instabiliteit in haar land. Hier moest ze drie bijkomende jaren artsopleiding volgen om haar erkenning als arts gelijk te stemmen met de hier geldende vereisten. Vorig jaar behaalde ze uiteindelijk haar einddiploma van arts aan de KU Leuven. Tijdens een eerste ontmoeting stelden de opleiders vast dat de haio heel gebrekkig Nederlands sprak. Ze had ook heel weinig praktijkervaring, haar ziekenhuisstages hadden zich vooral beperkt tot administratieve taken. Maar de ervaren praktijkopleiders wilden er voor gaan, wetende dat ze bijna vanaf nul zouden moeten starten en heel intensieve begeleiding en opvolging nodig zou zijn.Moeilijke integratieAl snel bleek er een enorm probleem. Tijdens elke raadpleging moesten de praktijkopleiders advies geven, aantonen hoe een raadpleging plaatsvindt, hoe een klinisch onderzoek gebeurt en hoe een digitaal medisch programma functioneert. Ook ging er veel aandacht naar het contact met de patiënt en naar het afnemen van een anamnese.Gezien de drukte van de praktijk werd het al snel heel moeilijk om de haio constant op te volgen, te coachen en te adviseren. Er waren ook moeilijkheden tijdens haar wachtdienst, die uiteraard verliep onder supervisie van de PO. In de kring werd afgesproken om te wachten met wachtdiensten. Er was hoop dat ze positief zou evolueren naargelang ze meer kennis en ervaring zou opdoen in deze groepspraktijk, ook al evolueerde ze slechts traag. Na vijf maanden kwam er een evaluatie door het Icho. Daaruit bleek dat de haio nog helemaal niet in staat was om zelfstandig een raadpleging te houden, dat er qua taalkennis geen vooruitgang was geboekt en dat veel patiënten het heel moeilijk hadden met de situatie. Hoewel ze een Russisch artsendiploma behaalde, en uiteindelijk na drie bijkomende jaren ook haar diploma van arts behaalde aan een Vlaamse universiteit, had zij - bij gebrek aan kennis en ervaring - geen benul van de basisvereisten van een huisartspraktijk Uiteindelijk werd in overleg met de verantwoordelijken van het Icho de samenwerking stopgezet. Specialisten in opleidingDeze casus is een zeldzaam voorbeeld maar komt nog voor in andere opleidingspraktijken. Dit doet zich echter nog veel frequenter voor bij specialisten in opleiding in ziekenhuizen. In 2015 waren 28% van de nieuw ingeschreven artsen bij het Riziv artsen die hun diploma niet in België hadden behaald. Vijf jaar geleden was dat slechts 20%. In datzelfde jaar 2015 hadden in Wallonië 41% van de nieuw ingeschreven artsen een niet-Belgische opleiding gekregen, in Vlaanderen was dat 16% (zie DS van 1 december 2016).Grondige evaluatieVoor iemand een diploma en erkenning van arts krijgt in ons land, moet naast een verplicht taalexamen - dat een garantie kan zijn zijn voor een vlotte communicatie in de arts-patiënt relatie - een grondige evaluatie gebeuren van de gevolgde opleiding, de kennis en de ervaring in het land van herkomst. Desgevallend kan een bijkomende opleiding opgelegd worden, waarna een evaluatie van de wetenschappelijke kennis moet plaatsvinden. Die evaluatie moet uitgaan van de inhoud van de in België verstrekte geneeskundeopleidingen, rekening houdend met het beoefende specialisme. Andere gegevens die bijdragen tot de beroepsbekwaamheid van de arts zijn: kennis van de regelgevende context (Riziv, Patiëntenrechten...., van de Code van geneeskundige plichtenleer, de regels inzake goede praktijk en vooral van de taal van de regio (advies NR Orde van 17/09/2016 , TNR 154)Recht van de patiëntElke patiënt heeft recht op een bekwame goed opgeleide arts, die de taal van de patiënt begrijpt, kan spreken of er zich minstens in kan uitdrukken. Het is de taak van de praktijkopleider om zich voor 100% in te zetten de precieze vaardigheden aan te leren die de betreffende arts nodig heeft. Al wat voorafgaat aan de fase van specialisatie en bijkomende opleiding, is de verantwoordelijkheid en de core business van het onderwijs, van de universiteit die het einddiploma aflevert. Artsen die eerst in het buitenland een artsenopleiding kregen, a fortiori in een niet-EU-land, moeten een even strenge en veeleisende evaluatie krijgen van hun eindtermen als de artsen die in België hun opleiding volgden. In onze ziekenhuizen zijn veel zeer bekwame specialisten van buitenlandse niet-Europese herkomst aan het werk, wat een heel grote appreciatie verdient. Maar de uitzonderingen die niet de vereiste procedure hebben gevolgd, en achteraf klachten krijgen over het niet capabel zijn, over de onmogelijkheid tot communicatie of onvoldoende wetenschappelijke kennis, moeten tijdig bijgestuurd worden. De patiënt mag geen schade ondervinden, evenmin als de eigen professionele loopbaan van deze artsen. De kwaliteit van de gezondheidszorg is primordiaal. Dit alles heeft niets met discriminatie te maken maar met de kwaliteit van opleiding.