Twee zaken zitten me dwars in het concept van de netwerken volgens het document dat het kabinet van minister De Block ons bezorgde: de juridische incoherentie en de afwezigheid van de artsen.
Eerst en vooral de juridische incoherentie: de huidige ziekenhuizen zijn, in diverse vormen, een rechtspersoon, maar zonder winstgevend doel. Als rechtspersonen leveren ze inkomsten op en betalen ze de facturen. In het nieuwe systeem worden de inkomsten toegekend aan het netwerk. Men onttrekt dus aan de zorginstelling de financiering van haar activiteit en in die zin ook de sociale doelstelling van haar bestaan - de bevolking verzorgen in een ziekenhuisstructuur. Blijven de functie van het verblijf van de patiënten en de afschrijving daarvan over. Het ziekenhuis wordt een hotel waarin de partners van een netwerk de verblijfsfaciliteiten gebruiken - faciliteiten en diensten gefinancierd door het netwerk. Het ziekenhuis wordt dus een patrimoniumvennootschap die haar ruimtes verhuurt aan een netwerk dat voor de uitbating zorgt. Wat is het juridisch statuut van dat netwerk? Wie doet wat? Wie is verantwoordelijk?
Met welk recht kan de minister de gewesten een zorgstructuur opleggen met netwerken, referentie- en universitaire centra en de financiering van die activiteit wijzigen zonder te raken aan artikel 407 en aan de ziekenhuisfinanciering?
Het vreemde is dat de minister geen KB publiceert dat artikel 407 afschaft of wijzigt. Gezien de wet op de ziekenhuizen en de financiering ervan niet worden afgeschaft, werken we momenteel in het kader van het KB van 1992 betreffende de samenwerking, associatie en fusie van ziekenhuizen. Met welk recht kan de minister de gewesten een zorgstructuur opleggen met netwerken, referentie- en universitaire centra en de financiering van die activiteit wijzigen zonder te raken aan artikel 407 en aan de ziekenhuisfinanciering?
Verder is er de afwezigheid van de artsen. In de nota over de netwerken is er sprake van de rol van de beheerders, na advies van de medische raden. Het KB uit 1992 over de associaties en fusies geeft die bevoegdheid aan de beheerder die het advies vraagt van de medische raad. Dat is geen verzwaard advies - de beheerde neemt er nota van en daar houdt het op. Met andere woorden: de reorganisatie van het zorgaanbod zal stoelen op een logica van besparingen en macht (zei daar iemand politiek?) en weinig of niet op argumenten betreffende volksgezondheid en zorgkwaliteit. Als we even achterom kijken naar fusies van ziekenhuizen en wat daarvan gekomen is, dan stel je vast dat een fusie weinig toepasbaar is in de ziekenhuisgeneeskunde.
In het systeem van ziekenhuisnetwerken zijn de patiënt, de juridische en financiële relaties tussen de zorgverstrekkers, het verblijf en de middelen om kwaliteitszorg te bieden, bijzaak.
Die opvallende afwezigheid van de artsen bij de oprichting van netwerken werkt een risico op ongelijkheid in de zorg in de hand. De netwerken zullen geen identieke, of pakweg vergelijkbare profielen hebben. En dan hebben we het nog niet over de keuze van de patiënt, de therapeutische vrijheid en de rol van de beheerder die de kwaliteit van de zorg zal bepalen en (alleen) zal uitmaken welke zorg er verstrekt wordt. Kers op de taart is dat de bevoegdheid van de beheerder nog wordt onderworpen aan het fiat van de politici en de regionale overheden.
De afwezigheid van de artsen is maar partieel. Ze worden dan wel geweerd bij de finale beslissingen, maar blijven intussen bijdragen in de financiering van het ziekenhuis. Wat is de financiële toekomst van een ziekenhuis dat het zonder bepaalde 'zware' diensten of winstgevende activiteiten moet stellen? Niet rooskleurig. Die instelling, die vzw, zal de facturen moeten betalen en vooral de leningen en de vaste kosten blijven ophoesten. Wie wordt de grote verliezer? De arts, die met zijn erelonen het ziekenhuis zal financieren waar hij nog mag doen wat de beheerder hem toelaat te doen, in de logica van het netwerk.
Kortom, het netwerkensysteem beantwoordt aan een economische verantwoording van doelmatigheid in het gebruik van de middelen, zonder verplichte vooraf bepaalde doelstellingen, zonder garanties inzake kwaliteit, maar volgens een logica van kostenbeheersing. De patiënt, de juridische en financiële relaties tussen de zorgverstrekkers, het verblijf en de middelen om kwaliteitszorg te bieden, zijn bijzaak.