De overheid wil nu investeren in 'multidisciplinaire praktijken' in huisartsenarme wijken met socio-economische achterstand. In het 'Toekomstdocument 2025' van Domus Medica, wordt het volgende toekomstbeeld beschreven: een huisartsenpraktijk zal evolueren naar 'eerstelijnshuisartsenpraktijk', dit is een amalgaam van gezondheids- en welzijnswerkers in een praktijk met ten minste een huisarts. Multidisciplinariteit is het toverwoord.

Wij vragen ons af of dit toekomstbeeld en dit beleid wel representatief is voor hoe de Vlaamse huisartsen willen werken. Is dit een breed gedragen visie in het veld? Het breed implementeren van deze visie op huisartsgeneeskunde, geïnspireerd op het Nederlandse model en de Britse NHS zal verregaande gevolgen hebben voor de huisarts in Vlaanderen. We roepen op om deze modellen grondig te bestuderen en niet domweg over te nemen. Er zijn namelijk ernstige nevenwerkingen.

Protocollen en chronische zorgplannen kunnen het persoonlijke karakter in de huisartsenzorg verloren doen gaan. Regels en formulieren vormen vaak hindernissen in plaats van de zorg te verbeteren. Het invoeren van 'pay for quality' loert om de hoek. De zorg voor mensen vertalen in cijfers riskeert een virtuele realiteit te creëren. Men moet uiterst kritisch blijven opdat het belonen van goede cijfers geen nefaste invloed gaat hebben op de zorg voor de patiënt.

Voorbeelden uit Nederland tonen aan dat vele instrumenten voor kwaliteitsverbetering van de zorg weinig effectief zijn. Met de huisarts als manager chronische zorg, en zoveel mogelijk andere disciplines onder een dak, waarschijnlijk forfaitair betaald, zou de zorg aanzienlijk verbeteren. Dit lijkt ons een redenering die wel heel kort door de bocht gaat.

De persoonlijke zorg van een huisartsenpraktijk gaat gepaard met betrokkenheid van de huisarts. Gedeelde verantwoordelijkheid kan leiden tot 'sociaal luieren' waarbij de individuele leden van het team zich minder inzetten. Het toenemend aantal uren besteed aan overleg, verslaggeving en administratie, inherent aan grote structuren, zal ten koste gaan van tijd voor directe zorg en contact.

De diversiteit van praktijken moet gezien worden als een rijkdom. We vertrouwen op het inzicht van de individuele huisarts om zich naar best vermogen te organiseren. Enkelen zullen neigen naar gestructureerde samenwerking met een aantal andere disciplines, mogelijk de betere keuze in moeilijke wijken in de grootstad. Anderen zullen enkel ondersteunend personeel willen inzetten voor administratie of verpleegkundige taken. Velen gaan verkiezen om alleen of monodisciplinair te werken, zonder de rompslomp die de inzet van personeel met zich meebrengt.

Laat ons even stil staan bij het fenomeen burn-out. Hier zien we weer een naïeve redenering opduiken. Werken in een groot team betekent minder werken, dus meer vrije tijd, en daarmee is het opgelost. Bekende risicofactoren voor burn-out zijn gevoelens van incompetentie, gebrek aan autonomie, en last but not least minder tijd voor de kerntaak, namelijk het patiëntencontact. Precies deze elementen worden bedreigd indien men de huisarts inlijft in grote structuren. Gaat de jonge huisarts die vooral als manager optreedt voldoende worden uitgedaagd om zich als arts te ontwikkelen?

Gedeelde verantwoordelijkheid kan leiden tot 'sociaal luieren' waarbij de individuele leden van het team zich minder inzetten

De arts-patiëntrelatie staat centraal in de huidige huisartsgeneeskunde. Het beroepsgeheim en de onafhankelijke positie maken van de huisarts een betrouwbare partner voor de patiënt. Dit uit zich in hoge scores voor patiënttevredenheid.

Deze unieke en vrije positie van de huisarts maakt het beroep juist aantrekkelijk. Goed georganiseerde wachtdiensten en samenwerking zorgen voor voldoende tijd om te recupereren. Kwaliteitsvolle bijscholingen en intervisiemomenten zijn noodzakelijk en moeten inspireren. Uiteraard hebben we de andere zorgverleners uit de eerste en tweede lijn nodig. Manieren om goed met elkaar te communiceren moeten verder uitgewerkt worden.

Een uniform georganiseerde gezondheidszorg met een te grote politieke inmenging kan heel snel grootschalige gevolgen hebben voor onze patiënten. Ook bij verkeerde keuzes. Daar passen wij voor.

Steven Haesaert, Rufy Baeke, Jan Renier, Joris Aerts, Stijn Geysenbergh, Frederik Kao, Geert Michiels, Johan Brouns, René Gors, Paul Gobert, Syndicaat Vlaamse Huisartsen

De overheid wil nu investeren in 'multidisciplinaire praktijken' in huisartsenarme wijken met socio-economische achterstand. In het 'Toekomstdocument 2025' van Domus Medica, wordt het volgende toekomstbeeld beschreven: een huisartsenpraktijk zal evolueren naar 'eerstelijnshuisartsenpraktijk', dit is een amalgaam van gezondheids- en welzijnswerkers in een praktijk met ten minste een huisarts. Multidisciplinariteit is het toverwoord. Wij vragen ons af of dit toekomstbeeld en dit beleid wel representatief is voor hoe de Vlaamse huisartsen willen werken. Is dit een breed gedragen visie in het veld? Het breed implementeren van deze visie op huisartsgeneeskunde, geïnspireerd op het Nederlandse model en de Britse NHS zal verregaande gevolgen hebben voor de huisarts in Vlaanderen. We roepen op om deze modellen grondig te bestuderen en niet domweg over te nemen. Er zijn namelijk ernstige nevenwerkingen. Protocollen en chronische zorgplannen kunnen het persoonlijke karakter in de huisartsenzorg verloren doen gaan. Regels en formulieren vormen vaak hindernissen in plaats van de zorg te verbeteren. Het invoeren van 'pay for quality' loert om de hoek. De zorg voor mensen vertalen in cijfers riskeert een virtuele realiteit te creëren. Men moet uiterst kritisch blijven opdat het belonen van goede cijfers geen nefaste invloed gaat hebben op de zorg voor de patiënt. Voorbeelden uit Nederland tonen aan dat vele instrumenten voor kwaliteitsverbetering van de zorg weinig effectief zijn. Met de huisarts als manager chronische zorg, en zoveel mogelijk andere disciplines onder een dak, waarschijnlijk forfaitair betaald, zou de zorg aanzienlijk verbeteren. Dit lijkt ons een redenering die wel heel kort door de bocht gaat. De persoonlijke zorg van een huisartsenpraktijk gaat gepaard met betrokkenheid van de huisarts. Gedeelde verantwoordelijkheid kan leiden tot 'sociaal luieren' waarbij de individuele leden van het team zich minder inzetten. Het toenemend aantal uren besteed aan overleg, verslaggeving en administratie, inherent aan grote structuren, zal ten koste gaan van tijd voor directe zorg en contact. De diversiteit van praktijken moet gezien worden als een rijkdom. We vertrouwen op het inzicht van de individuele huisarts om zich naar best vermogen te organiseren. Enkelen zullen neigen naar gestructureerde samenwerking met een aantal andere disciplines, mogelijk de betere keuze in moeilijke wijken in de grootstad. Anderen zullen enkel ondersteunend personeel willen inzetten voor administratie of verpleegkundige taken. Velen gaan verkiezen om alleen of monodisciplinair te werken, zonder de rompslomp die de inzet van personeel met zich meebrengt. Laat ons even stil staan bij het fenomeen burn-out. Hier zien we weer een naïeve redenering opduiken. Werken in een groot team betekent minder werken, dus meer vrije tijd, en daarmee is het opgelost. Bekende risicofactoren voor burn-out zijn gevoelens van incompetentie, gebrek aan autonomie, en last but not least minder tijd voor de kerntaak, namelijk het patiëntencontact. Precies deze elementen worden bedreigd indien men de huisarts inlijft in grote structuren. Gaat de jonge huisarts die vooral als manager optreedt voldoende worden uitgedaagd om zich als arts te ontwikkelen? De arts-patiëntrelatie staat centraal in de huidige huisartsgeneeskunde. Het beroepsgeheim en de onafhankelijke positie maken van de huisarts een betrouwbare partner voor de patiënt. Dit uit zich in hoge scores voor patiënttevredenheid. Deze unieke en vrije positie van de huisarts maakt het beroep juist aantrekkelijk. Goed georganiseerde wachtdiensten en samenwerking zorgen voor voldoende tijd om te recupereren. Kwaliteitsvolle bijscholingen en intervisiemomenten zijn noodzakelijk en moeten inspireren. Uiteraard hebben we de andere zorgverleners uit de eerste en tweede lijn nodig. Manieren om goed met elkaar te communiceren moeten verder uitgewerkt worden. Een uniform georganiseerde gezondheidszorg met een te grote politieke inmenging kan heel snel grootschalige gevolgen hebben voor onze patiënten. Ook bij verkeerde keuzes. Daar passen wij voor. Steven Haesaert, Rufy Baeke, Jan Renier, Joris Aerts, Stijn Geysenbergh, Frederik Kao, Geert Michiels, Johan Brouns, René Gors, Paul Gobert, Syndicaat Vlaamse Huisartsen