Wanneer we kijken naar de 'officiële' data waarover we in België beschikken, blijkt dit weinig bruikbaar. Er is namelijk een overvloed aan interpretaties van "blootstelling" en "risico", niet alleen per bedrijf of functie, maar ook per externe dienst en per individuele arbeidsarts. Er is gewoonweg geen uniformiteit in registratie of interpretatie.

Bovendien blijkt de kwaliteit van toegewezen risicocodes niet consistent. Een voorbeeld? Bijna 6.000 werknemers met het risico organoloodverbindingen (zoals tetra-ethyllood). Ken je dit nog? Deze verbindingen werden destijds gebruikt om benzine klopvaster te maken, maar de laatste 15 jaar niet meer.

Dus what gives? Duizenden werknemers waarvan het risicoprofiel sinds minstens 15 jaar niet meer is gecorrigeerd, ondanks het feit dat die - op basis van deze achterhaalde risicocode - verplicht jaarlijks op periodiek onderzoek moeten komen.

Er is dus beslist om, in analogie van de uitgebreide SUMER-onderzoeken in Frankrijk (la SUrveillance Médicale des Expositions aux Risques professionnels), een peiling te doen via het PROBE-pilootproject.

22 stoffen

Omwille van een beperkt budget hebben de onderzoekers 22 stoffen geselecteerd die prioritair onderzocht dienden te worden. Deze lijst omvat onder meer acht types solventen, vezels (asbest en haar vervangmiddel de keramische vezels), stofdeeltjes zoals hout- en kwartsstof, lasrook en dieseluitlaat, isocyanaten en drie soorten metalen.

47% van de bevraagde werknemers bleek in de voorbije arbeidsweek blootgesteld aan minstens één chemisch product

Voor deze stoffen zijn willekeurig gekozen werknemers uitgebreid bevraagd via de arbeidsarts.

Dieseluitlaat

47 arbeidsartsen (37 NL en 10 FR) hebben 666 werknemers bevraagd. Dat is een begin, maar om het toch even te vergelijken met de Franse SUMER: aan de peiling in 2010 namen 2.400 arbeidsartsen deel en zijn ongeveer 500.000 werknemers bevraagd.

47% van de bevraagde werknemers bleek in de voorafgaande arbeidsweek blootgesteld aan minstens één chemisch product uit bovenstaande lijst. Bijna de helft! Dat is veel meer dan ik zelf verwacht had. De vaakst gerapporteerde stoffen zijn dieseluitlaat (14%), lasrook (12%), tolueen (10%) en houtstof (9%).

Vooral mannen bleken blootgesteld (no surprises there), tijdens de "productie en fabricage" van materialen. Er was meer blootstelling bij werknemers van 50 jaar of ouder, en in KMO's met 21-50 werknemers.

Correct registeren en opvolgen

De Belgische werknemers beschermen tegen blootstelling aan chemische stoffen? Er is nog veel werk aan de winkel

Ook opvallend: het gebruik van preventieve maatregelen is vaak ontoereikend. De bevraagde werknemers beschikken vaak niet over collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen, voornamelijk bij dieseluitlaat (54%) en houtstof (32%). Ok, vaak ging het om een zeer zwakke tot zwakke blootstelling, maar een vijfde van de werknemers die geen beschermingsmiddelen gebruikten, waren meer dan 20 uur per week hieraan blootgesteld. Dat is toch niet min!

Algemene conclusie van de PROBE-studie is dat een dergelijk systeem van peilpraktijken een preciezer beeld mogelijk maakt van de blootstelling van de Belgische werknemers aan chemische stoffen.

Mijn voornaamste conclusie is dat er nog heel wat werk aan de winkel is, zowel op het vlak van bescherming van de Belgische werknemers tegen blootstelling aan bovenstaande en alle andere chemische producten, als voor de externe diensten in het correct registreren en opvolgen van deze risico's.

Wanneer we kijken naar de 'officiële' data waarover we in België beschikken, blijkt dit weinig bruikbaar. Er is namelijk een overvloed aan interpretaties van "blootstelling" en "risico", niet alleen per bedrijf of functie, maar ook per externe dienst en per individuele arbeidsarts. Er is gewoonweg geen uniformiteit in registratie of interpretatie.Bovendien blijkt de kwaliteit van toegewezen risicocodes niet consistent. Een voorbeeld? Bijna 6.000 werknemers met het risico organoloodverbindingen (zoals tetra-ethyllood). Ken je dit nog? Deze verbindingen werden destijds gebruikt om benzine klopvaster te maken, maar de laatste 15 jaar niet meer. Dus what gives? Duizenden werknemers waarvan het risicoprofiel sinds minstens 15 jaar niet meer is gecorrigeerd, ondanks het feit dat die - op basis van deze achterhaalde risicocode - verplicht jaarlijks op periodiek onderzoek moeten komen.Er is dus beslist om, in analogie van de uitgebreide SUMER-onderzoeken in Frankrijk (la SUrveillance Médicale des Expositions aux Risques professionnels), een peiling te doen via het PROBE-pilootproject. 22 stoffenOmwille van een beperkt budget hebben de onderzoekers 22 stoffen geselecteerd die prioritair onderzocht dienden te worden. Deze lijst omvat onder meer acht types solventen, vezels (asbest en haar vervangmiddel de keramische vezels), stofdeeltjes zoals hout- en kwartsstof, lasrook en dieseluitlaat, isocyanaten en drie soorten metalen.Voor deze stoffen zijn willekeurig gekozen werknemers uitgebreid bevraagd via de arbeidsarts. Dieseluitlaat47 arbeidsartsen (37 NL en 10 FR) hebben 666 werknemers bevraagd. Dat is een begin, maar om het toch even te vergelijken met de Franse SUMER: aan de peiling in 2010 namen 2.400 arbeidsartsen deel en zijn ongeveer 500.000 werknemers bevraagd.47% van de bevraagde werknemers bleek in de voorafgaande arbeidsweek blootgesteld aan minstens één chemisch product uit bovenstaande lijst. Bijna de helft! Dat is veel meer dan ik zelf verwacht had. De vaakst gerapporteerde stoffen zijn dieseluitlaat (14%), lasrook (12%), tolueen (10%) en houtstof (9%).Vooral mannen bleken blootgesteld (no surprises there), tijdens de "productie en fabricage" van materialen. Er was meer blootstelling bij werknemers van 50 jaar of ouder, en in KMO's met 21-50 werknemers.Correct registeren en opvolgenOok opvallend: het gebruik van preventieve maatregelen is vaak ontoereikend. De bevraagde werknemers beschikken vaak niet over collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen, voornamelijk bij dieseluitlaat (54%) en houtstof (32%). Ok, vaak ging het om een zeer zwakke tot zwakke blootstelling, maar een vijfde van de werknemers die geen beschermingsmiddelen gebruikten, waren meer dan 20 uur per week hieraan blootgesteld. Dat is toch niet min!Algemene conclusie van de PROBE-studie is dat een dergelijk systeem van peilpraktijken een preciezer beeld mogelijk maakt van de blootstelling van de Belgische werknemers aan chemische stoffen.Mijn voornaamste conclusie is dat er nog heel wat werk aan de winkel is, zowel op het vlak van bescherming van de Belgische werknemers tegen blootstelling aan bovenstaande en alle andere chemische producten, als voor de externe diensten in het correct registreren en opvolgen van deze risico's.