...

Oudere moedersVooreerst valt op dat Vlaamse vrouwen steeds ouder zijn bij een eerste bevalling. In 2018 was de gemiddelde leeftijd van een vrouw bij haar eerste kind 29,1 jaar tegenover 25,7 jaar in '87. Meer dan 50% van de Vlaamse moeders is ouder dan 30 jaar op het moment van hun eerste kind. Ook het aantal vrouwen dat na hun 40ste bevalt van een eerste kind blijft stijgen: in 2018 was 3,1% van de vrouwen 40 jaar of ouder, terwijl dit in 1991 slechts om 0,9% ging. Niet-spontane bevruchting en bevallingVerder is er in de afgelopen drie jaar een stijging van het aantal ingeleide bevallingen. Voor het eerst klimt het percentage boven de 25%. Meer dan één arbeid op vier is dus niet spontaan op gang gekomen. Anderzijds is de spreiding in het aantal inducties per ziekenhuis kleiner geworden. Verder onderzoek is nodig om de achterliggende redenen voor de toename aan inducties te onderzoeken. Het aantal kinderen dat verwekt wordt dankzij medisch begeleide bevruchting is nog steeds erg hoog (7,2%), zij het ietsje gedaald in vergelijking met 2017. Eén vrouw op 14 wordt dus op een niet-natuurlijke wijze zwanger, terwijl dit in 2007 nog om één op 20 ging. Afname van tweelingen, meerlingen en kinderen met DownVoor het vierde jaar op rij is er een afname van het aantal geboorten van tweelingen of meerlingen. Hoewel er na medisch geassisteerde bevruchting een verhoogde kans is op meerlingen, is ook dat aantal afgenomen. Na IVF/ICSI was er in 2018 6,7% kans op de geboorte van een meerling, terwijl dit in 2009 nog 13,6% was. Toch wordt nog bijna een derde van de meerlingen (28,9%) geboren na fertiliteitsbehandelingen. Opvallend is ook de dalende trend in het aantal geboorten van kinderen met Down (trisomie 21). In 2018 werden er 28 kinderen geboren met Down ten opzichte van 42 in 2017. Het is echter nog te vroeg om te concluderen dat dit éénduidig zou samenhangen met de invoering en terugbetaling van de NIPT (niet-invasieve prenatale test). Ook hier zijn opnieuw een aantal parameters in het gedrang waar men te weinig een duidelijk zicht op heeft. Zo rijst de vraag naar hoeveel van deze zwangere vrouwen een vals negatieve NIPT ondergingen. Ook is het niet gekend hoeveel zwangere vrouwen voortijdig de zwangerschap afbraken omwille van deze diagnose. En tot slot kan men ook vragen stellen bij de registratie zelf, want de diagnose van een genetische afwijking wordt soms pas lang na de geboorte gesteld. Te veel baby's op neonatale afdelingHet aantal kinderen dat na de geboorte opgenomen wordt op een neonatale afdeling kende tussen 2009 en 2015 een licht gestage afname (16,4% in 2009 ten opzichte van 15,2% in 2015). Deze trend zet zich echter tussen 2015 en 2018 niet verder door; het percentage neonatale opnames is in deze afgelopen vier jaar min of meer gestabiliseerd (15,5% in 2018). Blijft echter wel dat één kind op zes baby's na de geboorte moet worden opgenomen. Volgens het SPE is dit wellicht te veel. "De scheiding van moeder en kind vlak na de geboorte is een ingrijpend gebeuren en moet medisch goed verantwoord zijn."Nog steeds te veel (primaire) keizersnedenIn de afgelopen tien jaar is het aantal keizersneden licht gestegen. Het percentage van 2018 is het hoogste dat ooit geregistreerd werd, namelijk 21,2%. Dit laatste cijfer duidt op een lichte stijging ten opzichte van 2017 en is volledig te wijten aan de toename van de primaire keizersneden, nl. deze uitgevoerd bij een éérste bevalling. Deze tendens is niettemin al minstens tien jaar aan de gang. Opvallend daarbij is dat de spreiding, of nog het verschil tussen de kraamkliniek met het hoogste aantal keizersneden en deze met het laagste aantal behoorlijk groot is: in 2018 gaat het om 28,7% ten opzichte van 15,2%. Klik hier voor het jaarverslag 2018 van SPE.