Meer capaciteit om bij een ramp snel slachtoffers te kunnen decontamineren en een aantal organisatorische ingrepen om adequater op een catastrofe te kunnen inspelen. Het laatste KCE-rapport neemt de organisatie van ziekenhuizen voor het opvangen van CBRNe-incidenten onder de loep.
...
CBRNe-incidenten zijn noodsituaties waarbij chemische, biologische of radionucleaire stoffen vrijkomen - eventueel bij een explosie. De treinramp in Wetteren komt voor de geest, of ook de terroristische aanslagen in ons land op 22 maart 2016.Vertrekken van bestaande situatieHet KCE kreeg van de FOD Volksgezondheid de vraag de organisatie van ziekenhuizen te bekijken om slachtoffers van een dergelijke ramp te kunnen opvangen. De vraag betrof niet het aantal gespecialiseerde centra dat voor de opvang nodig is, of de financiering. Dat zijn operationele en geen organisatorische vragen.Het rapport van het KCE gaat vooral uit van rampen met chemische verontreiniging, op een schaal die niet ontwrichtend is voor het hele gezondheidssysteem. Koken kost immers geld. En geld investeren in de opvang van rampen die men hoopt dat ze nooit gebeuren terwijl er in de zorg al schaarste is van middelen en personeel, is niet vanzelfsprekend. Het rapport focust op wat er nodig is om de bestaande voorzieningen te optimaliseren.Het KCE baseerde zich voor aanbevelingen op internationale literatuur en de documentatie uit een vijftal andere landen (Frankrijk, Nederland, de VS,...). Het sprak met sleutelfiguren en experts.Het optimaliseren van de organisatie komt erop neer de veerkracht van ziekenhuizen te verzekeren en ze er beter op voor te bereiden om bij CBRNe-incidenten snel en gepast te reageren.Twee soorten ziekenhuizenMaar een beperkt aantal ziekenhuizen zijn voldoende uitgerust om ernstig gewonde slachtoffers bij een ramp op te vangen. Ze beschikken over een aantal gespecialiseerde afdelingen en voorzieningen, zoals een brandwondencentrum, een groot traumacentrum, positieve en negatieve drukkamers, een adequate voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen (deel van de roterende voorraad), opgeleid personeel, een gespecialiseerd CBRNe-team - met de mogelijkheid ook de niet-gespecialiseerde ziekenhuizen te kunnen ondersteunen.Deze gespecialiseerde centra moeten goed verspreid zijn over het grondgebied zodat men bij een ramp overal snel ter plaatse kan zijn en de ernstigste slachtoffers vlug kan overbrengen.De gespecialiseerde centra zijn type 1-CBRNe-ziekenhuizen. Alle andere ziekenhuizen zijn type 2-CBRNe-ziekenhuizen. De type 2-ziekenhuizen moeten bij een ramp de minder ernstig gewonden kunnen opvangen. Mensen die zich aanmelden en die mogelijk gecontamineerd zijn (de 'spontane, ongecontroleerde evacuatie') moeten buiten het gewone ziekenhuis worden gehouden om de reguliere zorg veilig te stellen. Deze mensen worden dus opgevangen in aparte structuren. De ziekenhuizen moeten daar steeds op voorbereid zijn.Ook ziekenhuizen van type 2 moeten over een voorraad PBM beschikken.Decontaminatie ter plaatse Bij een ramp komt het er vooral op aan de contaminatie uit de ziekenhuizen te houden, en ook te vermijden dat de hulpverleners, de ambulances en zo meer besmet geraken. Hoewel dat niet in de vraag van de FOD zat, besteedt het KCE daarom ruim aandacht aan de mogelijkheid om 'decontaminatie' zoveel mogelijk op de plaats van de ramp zelf te organiseren.Dat gaat dan om de 'droge decontaminatie' (het verwijderen van kleding) en de 'natte decontaminatie' (het spoelen met water). Daarbij worden ernstig gewonden na een snelle decontaminatie zo snel mogelijk overgebracht naar een gespecialiseerde centra. Andere slachtoffers worden eerst grondiger ter plaatse gedecontamineerd (droog en nat) voordat ze worden overgebracht naar een centrum van type 1 of type 2, afhankelijk van wat de DIR-MED (directeur medische hulpverlening) ter plekke beslist.Decontaminatie neemt overigens het best in verschillende fasen plaats. Ook bij patiënten die ter plekke 'droog en nat' gedecontamineerd zijn moet men bij het transport rekening houden met restcontaminatie, en de nodige voorzorgsmaatregelen in acht blijven nemen.Capaciteit vergrotenEen erg complexe operatie, dus, die een belangrijke inspanning vereist, en daar wringt het schoentje. In België is alleen de Civiele Bescherming uitgerust om massaal slachtoffers de decontamineren. Maar deze decontaminatie moet bij een ramp snel kunnen gebeuren en onder medisch toezicht. De Civiele Bescherming kan evenwel niet snel reageren en beschikt niet over medisch personeel.De brandweer kan wel snel ter plaatse zijn en heeft medische personeel in dienst, maar mag volgens de huidige wetgeving alleen eigen personeel decontamineren. Ze beschikt niet over de middelen voor massale decontaminatie.In België is er één MUG-CBRNe-eenheid operationeel - dat is een MUG aangevuld met een gespecialiseerd decontaminatieteam. Die is centraal gepositioneerd in Brussel, in het Militair Hospitaal Koninging Astrid. Hoewel centraal gelegen kan die éne gespecialiseerd MUG niet overal een snelle respons verzekeren.Het KCE adviseert om een snelle, uitgebreidere decontaminatie te kunnen organiseren ter plekke. Dat kan bijvoorbeeld door ieder gespeciliaseerd CBRNe-centrum uit te rusten met een MUG-CBRNe. Of er minstens voor de zorgen dat het Rode Kruis en de Civiele Bescherming snel het decontaminatiemateriaal kunnen leveren, ter plekke waar dan al een gespecialideerd medisch hulpteam aanwezig is. De beperking dat de brandweer alleen eigen personeel mag decontamineren zou beter opgeheven worden.Meer adviezen Het KCE adviseert nog een hele reeks van maatregelen om de bestaande organisatie te versterken - waaronder kort samengevat: De vraag van de FOD Volksgezondheid betrof de organisatie van de ziekenhuizen. Het KCE ging uit eigen beweging ook dieper in op de interventie op de plaats van de ramp. Het blijft toch een beetje vreemd dat het niveau van de huisartsen helemaal buiten beeld blijft.Om de reguliere zorg te vrijwaren moeten ziekenhuizen maatregelen nemen om mogelijk - buiten hun medeweten - besmette personen apart op te vangen. Maar is contaminatie ook geen gevaar voor de eerse lijn? En zijn huisartsen niet ook een natuurlijke partner bij de communicatie naar de bevolking toe, en kwesties als biomonitoring, de verdere opvolging van het incident en evaluatie achteraf?