...

Een vragenlijst zoals de Beck Depression Inventory (BDI) is inderdaad een nuttig instrument om de ernst van een depressie na te gaan bij mensen met de diagnose. (in dit onderzoek ging het om patiënten die antidepressiva nemen). Het gebruik van deze vragenlijst is daarentegen niet nuttig gebleken als instrument om patiënten met een depressie te detecteren, dat is uitvoerig onderzocht (Screening and case finding instruments for depression. Cochrane 2005). De reden is dat een depressieve patiënt zich onder heel veel verschillende vormen kan aanbieden in een huisartspopulatie: een depressie kan schuil gaan achter rugpijn, vermoeidheid of iemand die zich presenteert met gewichtsverlies. Het is dus duidelijk dat depressie een moeilijke diagnose blijft die niet zwart-wit is en al helemaal niet met een eenvoudige test kan gedetecteerd worden. Moet de arts dan enkel voortgaan op zijn buikgevoel? Helemaal niet. Alle universitaire opleidingscentra besteden uitvoerig aandacht aan depressie en detectie ervan . Het vragen naar twee kernsymptomen (een sombere stemming gedurende het grootste deel van de dag ; duidelijke vermindering van interesse of plezier in bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag) is een belangrijke aanzet om de diagnose van depressie te stellen, één van de twee symptomen moet tenminste aanwezig zijn vooraleer men van depressie kan spreken. Indien dat het geval is dient men verder te vragen naar andere symptomen zoals bvb gewichtsverandering, slapeloosheid, verlies van energie, gevoelens van waardeloosheid. Op die manier kan het vermoeden van een depressie in beeld komen en kan de arts met zijn patiënt het beeld verder uit klaren. Huisartsen slagen er zo in om het grootste aantal depressies in dit land op te vangen: met praten, geneesmiddelen of met de combinatie. Wat psychiaters en psychologen te zien krijgen is het topje van de ijsberg.Het elektronische medische dossier als hulpmiddel Een huisarts is een echte duizendpoot en moet steeds proberen de juiste diagnose te stellen en de ernst van de situatie in te schatten. Daarom bestaan er vandaag handige hulpmiddelen. Vanuit het elektronisch medisch dossier kan hij met één toets de "evidence linker" hanteren. Daarmee komt hij op de website van EBMPracticeNet en heeft hij een handige richtlijn ter beschikking om hem te helpen de correcte vragen te stellen bij een vermoeden van depressie. Deze mogelijkheden zijn nu nog onvoldoende bekend bij de artsen. Wij willen bij deze gelegenheid een lans breken om het buikgevoel niet te verlaten, maar het te koppelen aan een goede anamnese. Artsen kunnen in de veelheid van diagnoses die ze moeten maken terugvallen op de hulpmiddelen die hen vanuit het elektronisch medisch dossier worden aangereikt. De 'evidence-linker' is daarin een eerste stap. In een latere fase zal een echte 'decision support' systeem artsen nog beter kunnen helpen. Wij geloven in dit soort middelen om huisartsen te helpen bij het stellen van een diagnose of het instellen van de juiste behandeling. De overheid investeert in dit instrument om het nog verder te ontwikkelen. Tot slot willen we helemaal niet ontkennen dat antidepressiva teveel worden voorgeschreven, dat staat buiten kijf. We zijn blij dat de overheid meer middelen wil vrij maken om de geestelijke gezondheidszorg goedkoper te maken en meer toegankelijk. Bij een depressie is de combinatie van psychotherapie en antidepressiva de beste benadering zoals het Kenniscentrum recent nog aantoonde.