...

De realiteit op het terrein? 1.800 officina's werken met een gedeeld farmaceutisch dossier teneinde de therapietrouw te verhogen en incidenten te vermijden. Het farmaceutisch dossier is niet toegankelijk voor artsen. De verplichte regeling derde betaler werd in het verleden uitgesteld omdat de ziekenfondsen technisch niet klaar waren. De software waarop EMD's draaien, is gehomologeerd maar niet compatibel met e-patiëntendossiers in de ziekenhuizen. En dan zijn er nog initiatieven van andere verzorgenden - verpleegkundigen, kinesitherapeuten, psychologen,... - op dit terrein. Lokaal en privé beweegt er heel wat inzake e-health. Artsen en apothekers lanceerden Recip-e. Daarvan verwacht men vooral een beter medico-farmaceutisch overleg. Onder meer doordat artsen de officina's dan leesbare e-voorschriften kunnen afleveren. In Recip-e zou het farmaceutisch en medisch dossier en MyCarenet (verzekerbaarheidsstatus) geïntegreerd worden. En geen zinnig mens kan naast het e-Healthplatform kijken natuurlijk. De e-uitwisseling van gezondheidsgegevens is onvermijdelijk maar boezemt toch angst in. Dat komt omdat tot op heden twee essentiële vragen onbeantwoord blijven. Eén. Van wie zijn al deze gegevens? Van de patiënt? De financiers? De artsen? De overheid? Twee. Wat is de finaliteit? Beoogt men therapeutische incidenten te vermijden? De behandeling te verbeteren? Risicoselectie? Marketing? Het blijft allemaal vaag. Alle begrip dus voor patiënten die niet gehaast zijn om hun fiat te geven aan het gebruik van de gegevens. Dringend en essentieel is dat over alle e-health-initiatieven duidelijke doelstellingen geformuleerd worden. Pas dan ontstaat in het veld het broodnodige vertrouwen. Pas dan ook kan op basis van de massa gezondheidsinfo een gezondheidspolitiek die naam waardig gefundeerd worden.