...

Het systeem van de accreditering van artsen in België viert binnenkort zijn 30ste verjaardag. Toen het systeem 20 jaar oud werd, ontstond het voornemen om het grondig te evalueren. Sindsdien wordt dat voornemen in elk akkoord herhaald. In 2014 dook het plan ook de eerste keer op in het regeerakkoord. De hervorming betreft zowel de inhoud als het systeem van de vergoeding. Het akkoord artsen-ziekenfondsen van 2018 legde de krachtlijnen vast van de inhoudelijke hervorming. Artsen zouden een PDCA-cyclus doorlopen aan de hand van erkende programma's of e-learningtrajecten - met persoonlijke leerdoelen en algemene prioriteiten. De LOK-groepen zouden zich ook richten op samenwerking. Indicatoren die de wetenschappelijke verenigingen opstellen, kunnen richting geven aan het formuleren van individuele en gemeenschappelijke doelstellingen. Het akkoord van 2021 hernam dat 'drietrapssysteem' nog eens. Het akkoord van 2020 rekende voor dat de accreditering een arts gemiddeld ongeveer 12.000 euro opbrengt. Maar daar zit enorm veel variatie op. Sommige specialisten verdienden er twee of meer keer zoveel aan - al waren er ook enkelen die er een stuk bekaaider van afkwamen. De voorbije akkoorden gaven telkens een deadline voor een hervormings- of implementatieplan. De data passeerden maar de uittekening van een fundamentele hervorming van de accreditering kwam er niet. Dat men toch niet had stilgezeten moest een nota aan de Nationale Commissie van eind oktober 2021 bewijzen. Daarin werden de principes van het driestappenplan toch wat verder uitgewerkt. Iedere zorgverlener stelt zijn eigen opleidingsplan op (de P van de PDCA-cyclus) dat zijn persoonlijke behoeften reflecteert, maar ook algemene doelstellingen voor de volksgezondheid en specifieke voor zijn specialisme (uitgewerkt met de wetenschappelijke verenigingen). De zorgverlener kan voor zich verbeterpunten vaststellen vanuit zijn eigen ervaring, feedback van de collega's ('peers') of data uit de softwaresystemen die hij gebruikt. Vanuit de gezondheidszorg kan het adequater gebruik van bepaalde medicatie naar voren worden geschoven, multidisciplinaire samenwerking, het gebruik van e-health of van het medisch dossier, het bevorderen van health literacy en patiëntenveiligheid. Wat de do-fase van de PDCA-cyclus betreft, gaat het erom een betere kwaliteit van de opleiding te stimuleren, onder meer door het bevorderen van moderne leermethoden en het gebruik van eigentijdse media. De opleidingen zijn adaptief, probleemgericht, geïntegreerd in de beroepspraktijk,... Voor de checkfase denkt men aan het meten van kwaliteits- en efficiëntie-indicatoren voor de hele groep - om zo het resultaat van de opleidingsinspanningen te meten. De 'performantie' van iemands praktijk kan beloond worden met financiële incentives. Inspiratie voor indicatoren kan geput worden uit de geografische verschillen in de zorg die het Riziv heeft vastgesteld. De vergoeding van artsen voor hun accreditering zou dus voor een deel afhankelijk zijn van het bereiken van doelstellingen - en daarnaast van hun activiteit, eventueel met een plafond. Voor de act-fase verwijst de nota naar het portfolio dat iedere zorgverlener volgens de kwaliteitswet moet bijhouden. Daarin hoort hij geregeld de gevolgde opleidingen en behaalde resultaten toe te voegen. De nota wil ook de rol van de LOK-groepen uitbreiden. Ze kunnen hun leden bijvoorbeeld helpen bij het opstellen van een opleidingsplan, eventueel gemeenschappelijke thema's naar voren halen. Volgens de nota moeten de LOK's zich ook meer toeleggen op de interdisciplinaire samenwerking met andere zorgdisciplines. Er zouden minimum drie jaarlijkse bijeenkomsten moeten plaatsvinden, waarvan er één een multidisciplinair karakter heeft. De hervorming van de accreditering is toevertrouwd aan de stuurgroep accreditering en de Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie, met als respectievelijke voorzitters dokter Bart Dehaes (Bvas) en dokter Michel Creemers (Kartel/ASGB). "Met dit dossier willen we in het voorjaar vooruitgang boeken", stelt de laatste in zijn reactie op het akkoord artsen-ziekenfondsen. Volgens Creemers is de moeilijke vooruitgang vooral het gevolg van de complexiteit van het dossier. "In het verleden is de accreditering ook gebruikt om de ongelijkheden in de vergoedingen tussen de verschillende specialismen recht te trekken. Wanneer men dat nu gaat herzien moet men die evenwichten bewaken, zodanig dat er door de hervorming geen te grote verliezers komen." Dat maakt dus, zoals het huidige akkoord aangeeft, dat de hervorming van de accreditering zeer sterk verweven is met de herziening van de nomenclatuur. "Daarnaast is het voor een grote groep als huisartsen gemakkelijk om bepaalde kwaliteitscriteria te ontwikkelen, en die te monitoren", vervolgt Creemers. "Denk maar aan het antibioticavoorschrift of het aanvragen van medische beeldvorming. Het is een stuk moeilijker als je kwaliteitscriteria moet opstellen en meten voor alle specialismen - ook voor de kleinere groepen."