Vrijdagmiddag 11.52h: de uitnodiging voor een persconferentie om 12h over de artsenquota loopt op verschillende redacties binnen. Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke zal een grootschalig akkoord voorstellen over het communautair dossier dat het land al decennia verdeelt: de beperking van het aantal artsen.

Al 25 jaar geldt er een federaal quotum op het aantal artsen dat een RIZIV-nummer krijgt met als doel overconsumptie van de gezondheidszorg te vermijden, goede opleiding te verzekeren en kwalitatieve zorg voor de patiënt te waarborgen.

Al 25 jaar neemt enkel de Vlaamse gemeenschap haar verantwoordelijkheid op door de opgelegde quota te volgen, al 25 jaar worden diezelfde regels koudweg genegeerd door Franstalig België. Het gevolg: een systematisch en eenzijdig overaanbod aan artsen in het Zuiden van ons land.

De deal die de minister trots voorstelt, houdt in dat Franstalig België een ingangsexamen zal invoeren vanaf 2023, zoals Vlaanderen dat al sinds 1997 doet. In ruil daarvoor wordt tabula rasa gemaakt van de overtallen die in het verleden werden opgebouwd.

Het akkoord stoelt op de belofte van de Franstalige gemeenschap om een numerus fixus als ingangsexamen te installeren. Dat is een goed, en zelfs historisch element, in deze lang aanslepende saga!

Alleen is het gebaseerd op vertrouwen. Vertrouwen dat in dit dossier al jarenlang zoek is. De belofte die nu gemaakt wordt, is immers niet nieuw: het voorbije decennium werd ze jaarlijks gedaan om in ruil hiervoor de bestaande overtallen goed te keuren.

Dat er meer artsen opgeleid moeten worden is een goede zaak, maar dit akkoord gaat in de eerste plaats over vertrouwen, afspraken en de naleving daarvan

De Vlaamse gemeenschap maakte reeds haar opmerkingen over deze deal aan de federale regering over en eist het invoeren van een responsabiliseringsmechanisme zoals voorzien in het regeerakkoord. Als van de gemaakte beloftes opnieuw niks in huis komt en de quota niet worden nageleefd, is dit mechanisme de stok achter de deur om de gemeenschappen tot verantwoordelijkheid te dwingen.

Het zou namelijk voorzien in 'federale attesten' die aan het begin van de opleiding uitgedeeld worden voor exact het aantal RIZIV-nummers dat op het einde van de opleiding beschikbaar is: iedereen weet aan de start waar men aan toe is. Simpel, maar geniaal.

Ondanks de goede intenties die men uitspreekt, weigert de Franstalige gemeenschap echter dergelijk systeem te aanvaarden en werd het zelfs expliciet uit het akkoord gehaald. Het tegenvoorstel om eventuele problemen per decreet, en dus door de Franstalige gemeenschap zelf, op te lossen, lijkt een cynisch tegenbod in dit dossier en ontneemt de federale overheid haar enige manier om controle te bewaken.

De Vlaamse gemeenschap maakte reeds haar opmerkingen over deze deal aan de federale regering over en eist het invoeren van een responsabiliseringsmechanisme zoals voorzien in het regeerakkoord

Het gebrek aan garanties is niet het enige probleem in het voorgestelde akkoord: de tekst bouwt voort op een advies van de federale planningscommissie medisch aanbod die de noden op het terrein berekent en de aantallen bepaalt.

Daarbij houdt ze rekening met de activiteit die artsen uitvoeren en stelt men vast dat een Franstalige arts minder werkt dan een Vlaamse.

Zo komen 6.990 VTE huisartsen in Vlaanderen overeen met 6.293 koppen (factor 1.11), terwijl 3.798 VTE huisartsen in Franstalig België overeen komen met 4.824 koppen (factor 0.79). Om dus naar een zelfde gewogen dichtheid in VTE te stijgen, heb je meer artsen aan Franstalige kant nodig dan aan Nederlandstalige.

Op die manier benadert het model twee gemeenschappen verschillend, met uiteindelijk wel een effect op het federale quotum. Het communautaire spook is dus niet zomaar emotionele prietpraat, maar zit vervat in het model. Vlaanderen stelt zich daar terecht vragen bij.

Dat er meer artsen opgeleid moeten worden is een goede zaak en staat buiten kijf, maar daar gaat deze deal niet over. Deze deal gaat over vertrouwen, afspraken en de naleving daarvan.

Een toelatingsexamen aan Franstalige kant zou inderdaad een goede zaak zijn en de inspanningen die de minister daarvoor levert moeten absoluut erkend worden, maar de prijs die daarvoor betaald wordt ook.

Dat men aan Vlaamse kant geen genoegen neemt met goede intenties zonder bijkomende garanties hoeft niet te verbazen. De Vlaamse partijen in de federale regering moeten zich de vraag stellen of deze eenzijdige overeenkomst echt is wat hun kiespubliek wenst want tot op vandaag klinkt er weinig handgeklap.

Vrijdagmiddag 11.52h: de uitnodiging voor een persconferentie om 12h over de artsenquota loopt op verschillende redacties binnen. Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Frank Vandenbroucke zal een grootschalig akkoord voorstellen over het communautair dossier dat het land al decennia verdeelt: de beperking van het aantal artsen. Al 25 jaar geldt er een federaal quotum op het aantal artsen dat een RIZIV-nummer krijgt met als doel overconsumptie van de gezondheidszorg te vermijden, goede opleiding te verzekeren en kwalitatieve zorg voor de patiënt te waarborgen. Al 25 jaar neemt enkel de Vlaamse gemeenschap haar verantwoordelijkheid op door de opgelegde quota te volgen, al 25 jaar worden diezelfde regels koudweg genegeerd door Franstalig België. Het gevolg: een systematisch en eenzijdig overaanbod aan artsen in het Zuiden van ons land.De deal die de minister trots voorstelt, houdt in dat Franstalig België een ingangsexamen zal invoeren vanaf 2023, zoals Vlaanderen dat al sinds 1997 doet. In ruil daarvoor wordt tabula rasa gemaakt van de overtallen die in het verleden werden opgebouwd. Het akkoord stoelt op de belofte van de Franstalige gemeenschap om een numerus fixus als ingangsexamen te installeren. Dat is een goed, en zelfs historisch element, in deze lang aanslepende saga! Alleen is het gebaseerd op vertrouwen. Vertrouwen dat in dit dossier al jarenlang zoek is. De belofte die nu gemaakt wordt, is immers niet nieuw: het voorbije decennium werd ze jaarlijks gedaan om in ruil hiervoor de bestaande overtallen goed te keuren. De Vlaamse gemeenschap maakte reeds haar opmerkingen over deze deal aan de federale regering over en eist het invoeren van een responsabiliseringsmechanisme zoals voorzien in het regeerakkoord. Als van de gemaakte beloftes opnieuw niks in huis komt en de quota niet worden nageleefd, is dit mechanisme de stok achter de deur om de gemeenschappen tot verantwoordelijkheid te dwingen. Het zou namelijk voorzien in 'federale attesten' die aan het begin van de opleiding uitgedeeld worden voor exact het aantal RIZIV-nummers dat op het einde van de opleiding beschikbaar is: iedereen weet aan de start waar men aan toe is. Simpel, maar geniaal. Ondanks de goede intenties die men uitspreekt, weigert de Franstalige gemeenschap echter dergelijk systeem te aanvaarden en werd het zelfs expliciet uit het akkoord gehaald. Het tegenvoorstel om eventuele problemen per decreet, en dus door de Franstalige gemeenschap zelf, op te lossen, lijkt een cynisch tegenbod in dit dossier en ontneemt de federale overheid haar enige manier om controle te bewaken.Het gebrek aan garanties is niet het enige probleem in het voorgestelde akkoord: de tekst bouwt voort op een advies van de federale planningscommissie medisch aanbod die de noden op het terrein berekent en de aantallen bepaalt. Daarbij houdt ze rekening met de activiteit die artsen uitvoeren en stelt men vast dat een Franstalige arts minder werkt dan een Vlaamse. Zo komen 6.990 VTE huisartsen in Vlaanderen overeen met 6.293 koppen (factor 1.11), terwijl 3.798 VTE huisartsen in Franstalig België overeen komen met 4.824 koppen (factor 0.79). Om dus naar een zelfde gewogen dichtheid in VTE te stijgen, heb je meer artsen aan Franstalige kant nodig dan aan Nederlandstalige. Op die manier benadert het model twee gemeenschappen verschillend, met uiteindelijk wel een effect op het federale quotum. Het communautaire spook is dus niet zomaar emotionele prietpraat, maar zit vervat in het model. Vlaanderen stelt zich daar terecht vragen bij.Dat er meer artsen opgeleid moeten worden is een goede zaak en staat buiten kijf, maar daar gaat deze deal niet over. Deze deal gaat over vertrouwen, afspraken en de naleving daarvan. Een toelatingsexamen aan Franstalige kant zou inderdaad een goede zaak zijn en de inspanningen die de minister daarvoor levert moeten absoluut erkend worden, maar de prijs die daarvoor betaald wordt ook. Dat men aan Vlaamse kant geen genoegen neemt met goede intenties zonder bijkomende garanties hoeft niet te verbazen. De Vlaamse partijen in de federale regering moeten zich de vraag stellen of deze eenzijdige overeenkomst echt is wat hun kiespubliek wenst want tot op vandaag klinkt er weinig handgeklap.