...

Onlangs organiseerde Pentalfa, het postacademisch afstandsonderwijs van de faculteit Geneeskunde (KU Leuven), een navormingsessie over het thema 'second victim'. Aandacht dus voor de arts betrokken bij medische incidenten. De presentatie van prof. Kris Vanhaecht (Leuvens Instituut Gezondheidsbeleid) leert dat in het westen in 2019 de incidentie van 'adverse events' 10% bedraagt bij in het ziekenhuis opgenomen patiënten. Dat zijn dan in de eerste plaats medicatiefouten, naast missers in procedures, anamneses/diagnoses en nosocomiale infecties. Bij deze 10% opgenomen patiënten gaat het respectievelijk in 12, 36 en 49% van de gevallen over ernstige, matige en milde schade. Twee tot vier procent van alle honderd overlijdens van opgenomen patiënten zouden zorggerelateerd en dus onbedoeld zijn. "Dat wil zeggen," aldus Vanhaecht, "omdat men iets gedaan heeft, iets niet gedaan heeft of doordat de patiënt laattijdig werd opgevolgd." Dat zijn internationale statistieken. Vanhaecht extrapoleert ze naar België. In 2018 namen onze ziekenhuizen 1.884.148 mensen op. Daarvan worden er circa 188.415 geconfronteerd met een 'adverse event' - waarvan de helft gemakkelijk te voorkomen was. 'Normale' overlijdens bij opgenomen patiënten bedragen 2,72%, in absolute cijfers 51.273 sterfgevallen. Hiervan zijn 1.025 tot 2.050 (2 tot 4%) on- bedoelde, zorggerelateerde overlijdens. Oftewel: dertig vermijdbare sterfgevallen per week. Om het nog concreter te maken: ga uit van een (fictief) doorsnee Vlaams ziekenhuis met duizend bedden. Dat neemt elk jaar 36.500 mensen op. Daarvan zijn er 3.650 met 'adverse events' waarvan de helft vermijdbaar. Jaarlijks sterven hier 993 mensen. Daarvan zijn twintig tot veertig overlijdens vroegtijdig ofwel, een dode alle twaalf dagen omwille van vermijdbare, zorggerelateerde schade. Het hoeft dus geen betoog dat een groot aantal clinici - geschat wordt dat de helft van de artsen er lichamelijk, psychisch of professioneel last van heeft - ooit bij een medisch incident betrokken raakt. Uiteraard, zo be- nadrukt Vanhaecht, zijn de patiënt en zijn familie de eerste slachtoffers. Maar ook wie als arts, verpleegkundig of multidisciplinair team bij een incident betrokken is, is een 'second' victim. En de organisatie of het ziekenhuis loopt - zeker in geval van mediabelangstelling - reputatieschade op en kan dus als 'third' victim gecatalogeerd worden. Niemand hoeft zich overigens illusies te maken: elke organisatie, elk ziekenhuis wordt hiermee vroeg of laat gecon- fronteerd. Kris Vanhaecht stelde in zijn uiteenzetting vast dat het onderzoek naar de arts/verpleegkundige als 'second victim' de jongste jaren in de lift zit. "Sinds 2011 publiceerde het LIGB hierover 18 studies. Onder leiding van een Belgische onderzoeksgroep en in samenwerking met Spanje en Italië werd vorig jaar ERNST opgericht, een European Research netwerk." Waarbij een 'second victim' gedefinieerd wordt als "een zorgverlener die zich mee verantwoordelijk voelt of verantwoordelijk geacht wordt door anderen voor onbedoelde schade bij de patiënt maar die ook impact heeft op de zorgverlener." In 2016 bevroeg een multicenter- studie 6.000 Belgische artsen en verpleegkundigen. De onderzoekers onder leiding van de professoren Lode Godderis en Kris Vanhaecht vergeleken een groep zorgverleners die het laatste half jaar betrokken was bij een medisch incident met een groep die dat niet was. De eerste groep bleek tweemaal meer kans te hebben op burn-out en vertoonde tevens een significant hoger medicatiegebruik. Vanhaecht: "Mensen nemen door een medisch incident ook meer zaken mee naar huis. Dat heeft repercussies voor hun huisgenoten. Daarnaast willen ze vaker van job veranderen, artsen kijken bijvoorbeeld uit naar een minder risicovolle discipline. Dat ligt natuurlijk moeilijk." Ander onderzoek van het LIGB bij 4.783 artsen en verpleegkundigen in dertig Nederlandse ziekenhuizen (BMJ open, 2019) toont aan dat 53% meer dan een maand en 18% zelfs meer dan een jaar last heeft van hyperalertheid. Twijfel over de eigen kennis en kunde duurde bij meer dan een kwart van de hulpverleners een maand, bij 8% zelfs meer dan een jaar. Ook stress, schaamte en flashbacks kwamen frequent voor. Bij respectievelijk 26, 25 en 23% van de artsen en verpleegkundigen een maand lang en bij 7,8 en 9% meer dan een jaar. Vanhaecht: "Het is bekend dat twijfelen aan de eigen kennis en kunde een factor is waardoor het risico vergroot om opnieuw fouten te maken. In combinatie met flashbacks verhoogt dit het risico op posttraumatische stress." Hoe worden 'second victims' het best opgevangen? Alvast niet met een 'one shot', zegt prof. Vanhaecht. "Eenmaal praten zal niet volstaan." Uiteraard staat de opvang ook in functie van de ernst. Vrouwen hebben er meer last van dan mannen en het effect op de zorgverlener stijgt naarmate het slachtoffer meer schade opliep. Opmerkelijk is wel dat verpleegkundigen een hogere kans lopen op trauma en langdurige problemen als de patiënt overlijdt. Dat terwijl bij artsen blijvende schade bij de patiënt meer impact heeft dan een overlijden.Vanhaecht: "Duidelijk is dat de kans op problemen bij de hulpverlener toeneemt. Het kan louter over een patient safety incident gaan maar mogelijk dient de patiënt ook klacht in. Dat heeft dan meer impact op de arts. Stelt hij een schadeclaim in dan tekent zich een nog significantere stijging van de impact af." Dat zorgverleners gefrustreerd en angstig zijn na een medisch incident is normaal. Het blijft best wel binnen de perken. Want twijfel aan kennis en kunde verhoogt het risico op burn-out en de kans dat men opnieuw bij een 'adverse event' betrokken geraakt. In elk geval is het dus essentieel het voorval bespreekbaar te maken.