...

Boek XX (twintig), onder die naam staat de nieuwe insolventiewet bekend bij juristen. Die nieuwe wet is een hervorming en samenvoeging van de wet op de continuïteit van ondernemingen uit 2009 en de faillissementswet uit 1997. "Het insolventierecht was versnipperd over die twee", verduidelijkt Jens Vrebos, advocaat bij DLA Piper. "Met Boek XX zijn die twee geharmoniseerd en verduidelijkt", voegt hij toe.Een grote verandering is dat vanaf nu vrije beroepers zoals artsen, notarissen en architecten failliet verklaard kunnen worden. "Vroeger konden enkel natuurlijke en rechts-personen met een handelsdoel failliet gaan. Nu ook vrije beroepers met een burgerlijk doel", legt Jens Vrebos uit.Onder de nieuwe integrale insolventiewet vallen drie categorieën: ieder natuurlijk persoon die op zelfstandige manier een beroepsactiviteit uitoefent, alle rechtspersonen onafhankelijk van hun doel (waaronder bv. ook vzw's), en alle organisaties zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk hebben.Vanaf nu kan dus een arts die haar of zijn schulden niet meer afbetaald krijgt, failliet verklaard worden. Een belangrijke nieuwe insteek van de wet is het tweede kansenbeleid. "Iemand die failliet is verklaard, kan onmiddellijk aan de rechtbank een volledige schuldkwijtschelding vragen", zegt Jens Vrebos. "In de meeste gevallen zal die kwijtschelding worden toegestaan, tenzij bij grove fout, en kan men daags na de faillissementsverklaring in principe opnieuw in dezelfde zelfstandige activiteit werken. Zonder dat de inkomsten uit die nieuwe activiteit aan de curator afgegeven moeten worden."Een failliet verklaarde kan zo een doorstart maken, zonder dat nieuwe inkomsten automatisch in de faillissements - boedel komen. Vroeger was dat niet zo en gingen deze inkomsten ook naar de curator voor schuldaflossing.Voordien moest men ook de afsluiting van het faillissement afwachten vooraleer effectief aanspraak te kunnen maken op de verschoonbaarheid. "Je werd failliet verklaard, de curator schreef de schuldeisers aan en bracht de schuldvorderingen in kaart. Die werden vastgesteld als passief en dan werd het aanwezige actief aangewend om die schulden af te betalen", schetst Jens Vrebos. Het faillissement kon pas worden afgesloten nadat de schulden in de mate van het mogelijke betaald waren. "De curator moet nog steeds het actief dat aanwezig is realiseren en daarmee de schulden aanzuiveren", schets Jens Vrebos, "maar voor de schuldkwijtschelding moet men dus niet meer wachten op de faillissementsafwikkeling"."Stel dat een artsenpraktijk een grote financiering is aangegaan en de inkomsten zijn onvoldoende om die af te betalen, dan kan een faillissement een optie zijn", stelt Jens Vrebos. "Dat tweede kansenbeleid is een belangrijk nieuw element waar vrije beroepers voordeel uit kunnen halen." In het persbericht over de nieuwe wet acht Domus Medica de kans klein dat artsen te maken krijgen met zware aansprakelijkheidsclaims die tot een failliet kunnen leiden. Toch vindt ook de huisartsenorganisatie de nieuwe wet een goede zaak.Let wel, vrije beroepers waaronder artsen die als natuurlijk persoon werken, riskeren bij zo'n faillissementsverklaring hun volledig vermogen. "Wanneer je als natuurlijk persoon failliet gaat, slaat de curator je volledig actief aan, zijnde je privéwoning en vermogen. Dat is het onderpand om de schuldeisers mee te betalen", waarschuwt Jens Vrebos. Artsen die presteren onder vennootschapsvorm kunnen bij een faillissement enkel het kapitaal in die vennootschap als onderpand verliezen (tenzij bv. in geval van persoonlijke borgstellingen). "Er is een tweede kansenbeleid, maar er zijn risico's aan verbonden", benadrukt de advocaat van DLA Piper.Daarnaast is er het praktische probleem rond de continuïteit van de onderneming. Stel dat een arts failliet wordt verklaard, wat gebeurt er dan met haar of zijn patiënten? "De nieuwe wet voorziet de nodige procedures waarin er altijd een medecurator wordt aangesteld van de beroepsorganisatie van de vrije beroeper in kwestie", legt Jens Vrebos uit. In het geval van de artsen is dat de Orde der Artsen. De beroepsorganisaties moeten maatregelen voorzien om in te spelen op de eigenheden van de specifieke vrije beroepsgroep.