...

Dat blijkt uit een interessante masterproef van farmaciestudente Sigrid Verhelst (UGent). Promotor is professor Koen Boussery. Verhelst onderzocht de verwachtingen van de ouders wanneer ze met een ziek kind op consultatie komen bij een huisarts en wanneer ze naar een apotheker gaan. Om dat te achterhalen, nam ze een enquête af bij 224 ouders. Die werden benaderd via kinderdagverblijven en basisscholen. Opmerkelijk: één respondent op vier werkte in de gezondheidszorg; de helft van de ouders had twee kinderen.Om na te gaan of het perspectief van de ouders overeenstemt met het perspectief van de hulpverleners bevroeg Verhelst ook 50 huisartsen en 106 apothekers - onder meer online via Artsenkrant en de Apotheker.Uit deze peiling blijkt - en dat is opvallend - dat ouders het niet belangrijk vinden of de huisarts nu al dan niet een geneesmiddelenvoorschrift aflevert. Al even merkwaardig is dat ook naar de apotheker toe de verwachting "stelt een medicamenteuze behandeling voor" als het minst belangrijk wordt beschouwd.Volgens de ouders is het wel essentieel dat huisartsen en apothekers informatie verstrekken. Met name wordt van beide beroepsgroepen uitleg verwacht over de hoeveelheid en de frequentie waarmee ze medicijnen toedienen. Huisartsen moeten ook antwoorden kunnen formuleren op vragen over de diagnose (86%); slechts 13% oordeelt dat ook de apotheker dit moet doen.Voor de toedieningswijze zelf kijken de ouders dan weer vooral richting apotheker. Van de apothekers verwachten de ouders tevens dat ze bijkomende vragen stellen (92%) en een eenvoudige, duidelijke taal hanteren (89%). En voorts willen ouders niet het gevoel hebben dat de apotheker gehaast is. Hij dient hen gerust te stellen en hun vragen te beantwoorden (86%). Schriftelijke informatie verwachten ouders niet, wel dat de twee beroepsgroepen uitleggen wat ze moeten doen als de symptomen verergeren.Wat de ouders verwachten en wat de gezondheidswerkers doen, komt vrij goed overeen, zo blijkt uit de peiling bij de huisartsen en apothekers. De huisartsen zelf hechten het meeste belang aan het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek (98%), het beantwoorden van vragen (94%) en het geruststellen van de ouders (94%). Verder vinden huisartsen het belangrijk om meer uitleg te verstrekken over de diagnose, instructies te geven en de ouders te informeren over wat ze moeten doen als het erger wordt (telkens 92%). Het minste importantie hechten huisartsen aan het voorschrijven van medicatie (12%) en het verstrekken van schriftelijke informatie (40%). Dat laatste geldt trouwens ook voor apothekers.Meer informatie over bijwerkingen en het stoppen van de behandeling geven beide categorieën van hulpverleners niet zo vaak - 48% van de huisartsen zegt dat te doen. De apothekers achten voldoende privacy het minst belangrijk.Het tweede luik van de studie richtte zich op de kennis van de ouders omtrent frequent gebruikte geneesmiddelen bij kinderen, met name paracetamol, ibuprofen en antibiotica. Daartoe werd de ouders een aantal situaties voorgelegd. Voor paracetamol maakten ouders in zeven van de acht situaties een vrijwel correcte inschatting over het gebruik ervan. Voor ibuprofen was dat zelfs nagenoeg het geval voor acht op acht situaties.Minder gunstig was de inschatting voor antibiotica. In acht van de elf situaties werd dit correct ingeschat maar voor bronchiolitis, oor- en keelontsteking verwachtte een aanzienlijk percentage van de ouders - respectievelijk 36%, 61% en 52% - ten onrechte een antibioticum. Uit de aanvullende kennisvragen bleek dat de ouders het antwoord vaak niet wisten. Verhelst besluit hieruit terecht dat zorgverleners ouders blijvend moeten informeren.