Vorig jaar ontving het Antwerpse zorgcentrum voor Oekraïense ontheemden de Karvaprijs voor samenwerking in de eerste lijn. Het centrum biedt veel voordelen maar de ondersteuning is niet meer toereikend, zeggen de initiatiefnemers. Zij zien in het het verbreden van deze 'instroompraktijk' nochtans een goede oplossing om de Antwerpse huisartsen te ontlasten van de regio's grootstedelijke zorg.
...
We praten met twee van de 'trekkers' van het project, huisarts in Antwerpen Bram Spinnewijn en Katrien Monten, gezondheidszorgspecialist bij Stad Antwerpen. Voor hij zich vestigde als huisarts, heeft dokter Spinnewijn zes jaar voor Fedasil gewerkt en stond hij mee aan de wieg van het opvangcentrum in Broechem, Ranst. Die ervaring maakt hem vertrouwd met de vluchtelingen- en asielzoekersthematiek, vertelt hij. "Daardoor had ik ook vrij snel zicht op mogelijke gevolgen van de stroom van Oekraïense vluchtelingen voor de huisartsenzorg in Antwerpen." Vandaag de dag is er een tekort aan 45 VTE huisartsen in Antwerpen-stad, licht dr. Spinnewijn zijn bezorgdheid toe. "Zowat 80 procent van de Antwerpse huisartsen heeft momenteel een patiëntenstop. Van de 75.000 Oekraïense ontheemden die tijdelijke bescherming kregen in ons land, zijn er meer dan 8.000 in Antwerpen-Centrum gestrand, waarvan 600 in het Nooddorp voor Oekraïense vluchtelingen in Linkeroever." "Met andere woorden, voor de huisartsen in Antwerpen was het niet mogelijk om de extra zorg voor de Oekraïense vluchtelingen erbij te nemen", vervolgt dokter Bram Spinnewijn. "Deze groep, en bij uitbreiding alle vluchtelingen, komt niet alleen met medische vragen. Meestal zijn er ook psychosociale problemen, en problemen op vlak van huisvesting aan de orde. De medische problemen die ze ervaren en waarvoor ze de huisarts bezoeken zijn daaraan gelinkt, vaak weten ze echter niet hoe dit aan te pakken. Daarbij komt nog taalproblematiek en verschillende opvattingen over gezondheidszorg." Een oplossing drong zich op. Hoe een antwoord bieden op de zorgvragen van Oekraïense vluchtelingen zónder het reguliere zorgcircuit en meer specifiek de huisartsenzorg bijkomend te belasten? "Door intense samenwerking tijdens de covidperiode vonden we elkaar snel binnen en over de lijnen heen", vertelt dokter Spinnewijn. We, dat zijn de medewerkers van de Stad, de huisartsenkringen en de eerstelijnszones. Met z'n allen richtten ze drie zorgcentra op in Antwerpen. Een eerste in de Tol in Deurne, waar de eerste stroom ontheemden met grote zorgbehoeftes werd opgevangen, één in het centrum van Antwerpen, voor wie zelf onderdak had gevonden en later één in het Nooddorp in Linkeroever. Vandaag komen ook de bewoners van het Nooddorp naar het zorgpunt in het centrum, zodat de medische boeg daar gesloten kon worden. Katrien Monten van Stad Antwerpen legt de werking van het zorgcentrum uit: "Een verpleegkundige is verantwoordelijk voor de 'intake' en screening van de klachten. Indien nodig verwijst hij of zij door naar een huisarts en/of andere hulp- of zorgverlener zoals vroedvrouw, of sociaal werker die 'zitmomenten' hebben in het zorgcentrum. Om een kwalitatieve medische begeleiding door de verpleegkundigen te kunnen voorzien, werden vooraf protocollen opgesteld. Ook kunnen ze terugvallen op snel en gericht advies van huisartsen via een Siilo-groepje, een beveiligd medisch communicatiesysteem." De verpleegkundigen worden bijgestaan door intercultureel bemiddelaars met kennis van de Oekraïense taal, cultuur en gezondheidszorg. Katrien Monten: "In Oekraïne, zo legde een Oekraïense arts ons uit, word je door patiënten aanzien als een goede arts als je veel medicatie voorschrijft en onderzoeken aanvraagt. In het begin voelden de artsen in het zorgcentrum zich dan ook onder druk gezet om voorschriften op te stellen. Onze zorgverleners en de Oekraïense patiënten moesten elkaars 'zorggewoonten' leren te begrijpen. De intercultureel bemiddelaars in ons zorgcentrum hebben daarin een belangrijke rol gespeeld." Oekraïense ontheemden ingeschreven bij een ziekenfonds of met een OCMW-waarborg kunnen met elke medische vraag terecht in het zorgcentrum. Bij hun aanmelding in de stad kregen ze informatie mee over het zorgpunt, al verwierf het vooral bekendheid via 'mond-tot-mond-reclame', zegt Katrien Monten. "In het begin kwamen mensen vooral voor acute medische problemen, stressgerelateerde problemen volgden later pas. Ondertussen verschillen de klachten niet van een doorsnee artsenpraktijk, al speelt steeds psychosociale complexiteit mee. Extra aandacht is er voor vaccinaties en tuberculosescreening (de incidentiecijfers van tbc liggen in Oekraïne ongeveer tien keer hoger dan in België, n.v.d.r.)." Tot op heden kreeg het zorgpunt circa 3.000 unieke bezoekers over de vloer. Dagelijks vinden er tussen de 15 en 18 consultaties plaats. Er wordt gewerkt met 'poules' van zorg- en hulpverleners. Katrien Monten: "Naast een onthaalbediende en twee intercultureel bemiddelaars zijn er op weekdagen twee verpleegkundigen vijf uur aanwezig in het centrum. Op maandag is er een huisarts drie uur aanwezig en op andere weekdagen twee uur. Hij of zij sluit op het einde van het consult met de verpleegkundige aan indien nodig." "Zowel verpleegkundigen, intercultureel bemiddelaars als artsen hebben een enorme leercurve doorlopen", vertelt Katrien Monten. "In het begin was het zoeken, vooral wat betreft de vraag: waar eindigt de bevoegdheid van de verpleegkundige en waar begint die van de arts?" "Door de bijkomende vragen die artsen tijdens consulten stellen, groeide de kennis van de verpleegkundigen én het vertrouwen in elkaar als zorgverleners. Vandaag stellen we vast dat ongeveer twee derde van de consulten zelfstandig door de verpleegkundige worden afgehandeld." Dr. Bram Spinnewijn: "Het voordeel van deze manier van werken is dat wanneer de arts en patiënt elkaar zien, de zorgvraag al zeer goed afgelijnd en duidelijk is, waardoor de consulten relatief kort zijn. Als je als arts al het voorbereidend werk moet doen dat de verpleegkundige en intercultureel bemiddelaar voor hun rekening nemen, ben je makkelijk een uur kwijt. Om een idee te geven: voor tien 'verpleegkundige uren' in het centrum zijn er twee à drie artsenuren." "Bijkomend voordeel", vervolgt dr. Spinnewijn, "is dat wanneer de Oekraïense vluchteling in het reguliere zorgcircuit stapt, er al een compleet medisch dossier voorhanden is." Ook aan de zijde van de Oekraïense ontheemden/patiënten zelf weerklinkt veel lof. Het zorgcentrum biedt met andere woorden heel wat voordelen, voor verschillende partijen. Toch zijn de federale subsidies niet meer aangepast aan de zorgnoden om kostendekkend te zijn, zegt dr. Spinnewijn. De subsidiëring vanuit de Vlaamse overheid kwam eerder al tot een einde. "Gelukkig neemt de stad Antwerpen de noodzakelijke kosten over, omdat ze het project omarmen." Met enige bewondering kijken dr. Spinnewijn en Katrien Monten naar het zorgpunt voor ontheemden ("Refugee medical point") in Brussel, een samenwerking tussen het Belgische Rode Kruis, Fedasil, FOD Volksgezondheid en de drie gemeenschappen. Net zoals in het Antwerpse zorgpunt gebeurt er een medische screening en de eerste dringende somatische of geestelijke zorg. Het wordt algemeen een goed voorbeeld genoemd van geslaagde interfederale en interregionale samenwerking. "Een gelijkaardige samenwerking opzetten voor de regio Antwerpen, maar dan gericht op meer bevolkingsgroepen dan ons zorgpunt nu behandelt, zou een echte ontlasting kunnen betekenen voor de huisartsenzorg hier. Antwerpen is bv. een aantrekkingspool voor heel wat mensen die werk zoeken, zoals asielzoekers nadat ze het opvangcentrum hebben verlaten." De gesprekspartners bejuichen ook (interregionale) initiatieven als de mobiele teams die preventieve zorg aanbieden aan de Oekraïense ontheemden en die door elke huisartsenkring, eerstelijnszone, lokaal bestuur, OCMW... ingezet kunnen worden. Tegelijkertijd wijzen ze op de specifieke behoeften van elke regio en het belang van maatwerk. "Wat gezondheidszorg betreft kan je geen one-size-fits-all-oplossing implementeren - zorg in het landelijke Limburg bijvoorbeeld, kan je niet vergelijken met zorg in een grootstedelijke context. Op overheidsniveau moet het besef nog groeien dat in verschillende eerstelijnszones verschillend werk wordt geleverd."