De discussie hierover is reeds een paar jaar aan de gang, maar nu is er een alternatieve meerderheid gevonden van socialisten, liberalen, groenen en communisten om in deze periode van lopende zaken het ethisch thema van abortus op de agenda van de Kamer van volksvertegenwoordigers te plaatsen, terwijl CD&V en de NVA hiervoor geen voorstander zijn. In een vorig artikel in DS van 23 oktober wordt gewag gemaakt van enig gevoel van revanchisme bij de indienende partijen.

De omschrijving en banalisering van abortus als een 'louter medische handeling' raakt mij als huisarts enorm in mijn medisch, ethisch en deontologisch handelen en denken. Pas verleden jaar, in 2018, is abortus uit het strafrecht gehaald zodat vrouwen zich niet meer schuldig hoeven te voelen bij een abortus. Waarom dan nog deze verdere stap? Het wegnemen van een foetus in wording zou nu mogen tot 18 weken zwangerschap i.p.v. tot 12 weken, en de bedenktijd, de zo nodige tijd voor reflectie en overleg zou beperkt worden tot 48 uur i.p.v. tot zes dagen.

Een abortus uitvoeren in de eerste 12 weken van de zwangerschap is reeds een ernstig ingrijpend gebeuren. Dit nu uitbreiden tot 18 weken is werkelijk een niet in te schatten ingreep op een potentieel menselijk wezen, op een leven in wording die reeds meer dan een halve zwangerschap groeit in de baarmoeder van een jonge vrouw of jong meisje.

Abortus van een langdurige zwangerschap is en blijft een vrij gecompliceerde ingreep op een reeds sterk ontwikkelde vrucht

Als huisarts ben ik in mijn praktijk geregeld geconfronteerd geweest met de vraag naar abortus in tal van diverse, soms heel trieste omstandigheden. Ik was blij met de periode van zes dagen bedenktijd en het overleg met o.a. de familie waarbij de mogelijkheid werd overwogen van een alternatieve oplossing. Dikwijls kwamen we tot een intrekking van de beslissing tot abortus. Soms ook niet. De betrokkenen waren blij dat er werd geluisterd en dat de uiteindelijke beslissing kon worden genomen na ruim overleg. Vandaar dat het te betreuren valt dat de bedenktijd nu zou herleid worden tot 48 uur: iedereen weet dat een beslissing die in een panieksituatie, hals over kop, genomen wordt in veel gevallen resulteert in een verkeerde beslissing.

Idem dito voor het verlengen van de duurtijd van de zwangerschap tot 18 weken. Men staat er onvoldoende bij stil dat op 18 weken of 4,5 maanden er reeds een behoorlijke vrucht aanwezig is van 20cm wiens hart kan kloppen en reeds beweegt. En dat de vrouw niet alleen deze vrucht al kan voelen, maar ook de effecten van de zwangerschapshormonen en andere lichamelijk gewaarwordingen eigen aan een evoluerende en gevorderde zwangerschap. Bij een abortus in deze fase verdwijnt elk criterium van beschermwaardigheid van het meest kwetsbare leven achter de horizon.

Een prille abortus in de eerste weken kan worden uitgevoerd door toediening van een pil. Bij een iets langere zwangerschap is een curettage noodzakelijk, maar bij een langdurige zwangerschap is er doorgaans een opname noodzakelijk omdat er een soort minigeboorte dient te gebeuren via vaginale weg. Die wordt geïnduceerd via medicatie, en is een soort uitgelokte miskraam, waarbij door de arts met een tangetje de vrucht uit de baarmoeder wordt getrokken. Dit vergt een heel veilige omgeving, een correcte en veilige, risicoloze aanpak. Het is en blijft een vrij gecompliceerde ingreep op een reeds sterk ontwikkelde vrucht, een foetus in wording, een leven in wording.

Het gegeven dat momenteel jaarlijks 450 à 500 Belgische vrouwen naar Nederland trekken voor een abortus tussen de 12 en de 24 weken kan grotendeels opgevangen worden door betere, zorgvuldige en doelgerichte seksuele voorlichting, een betere anticonceptie, en uiteindelijk een betere informatie over abortus en de bijhorende regelgeving. Nooit waren diverse voorbehoedsmiddelen zo talrijk en zo laagdrempelig aanwezig en effectief, en toch gebeuren jaarlijks in België nog om en bij de 20.000 abortussen vóór de 12 weken. Uiteraard is de opvang, de begeleiding en ondersteuning van de ongewenst zwangere vrouw van zeer groot belang, gezien de noodsituatie waarin ze verkeert. Ze maakt immers een tragische periode door, getekend door een verkrachting, een sociale tegenslag of een relatiebreuk, gekleurd door allerlei emoties en panieksituaties.

De abortusmigratie van langdurig zwangeren zou wel eens van uit de ons omringende landen richting België kunnen keren als deze aanpassingen eenmaal wet zouden worden.

Ook heel ongepast was de denigrerende communicatie van een abortusarts die abortus omschreef als 'een ingreep als alle andere', waarbij 'het cellen zijn als alle andere die je gewoon wegzuigt'. Waar is nog het respect voor de integriteit van het menselijk lichaam, van een menselijk leven in wording dat herleid wordt tot een aantal cellen die ongewenst aanwezig zijn? Het zijn 'maar cellen' die ik wegneem, zo sprak hij.

Vandaar mijn bedenkingen omtrent het aanpassen van de abortuswetgeving. Nu zou het abortusrecht bovendien worden toegevoegd aan de 'Wet van de patiëntenrechten' van 2002.

Een laatste bemerking in deze problematiek is het feit dat, net zoals bij euthanasie, niemand stilstaat bij de gevoelens die een arts ervaart bij het aborteren, en zeker bij langdurig zwangere vrouwen. Abortus is voor heel wat artsen geen 'louter medische handeling', maar een ingrijpend gebeuren op een leven in wording. We mogen als artsen die opgeleid zijn om zieken te genezen en gezondheidszorgen te verschaffen niet zomaar beschouwd worden als uitvoerders van dergelijke ingrepen die te moeilijk liggen om er zomaar gevoelloos overheen te walsen.

De balans tussen het absolute zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven is niet meer in evenwicht, is qua waarden en normen afgetopt, en dreigt helaas verder af te glijden in de richting van het absolute zelfbeschikkingsrecht.

De discussie hierover is reeds een paar jaar aan de gang, maar nu is er een alternatieve meerderheid gevonden van socialisten, liberalen, groenen en communisten om in deze periode van lopende zaken het ethisch thema van abortus op de agenda van de Kamer van volksvertegenwoordigers te plaatsen, terwijl CD&V en de NVA hiervoor geen voorstander zijn. In een vorig artikel in DS van 23 oktober wordt gewag gemaakt van enig gevoel van revanchisme bij de indienende partijen.De omschrijving en banalisering van abortus als een 'louter medische handeling' raakt mij als huisarts enorm in mijn medisch, ethisch en deontologisch handelen en denken. Pas verleden jaar, in 2018, is abortus uit het strafrecht gehaald zodat vrouwen zich niet meer schuldig hoeven te voelen bij een abortus. Waarom dan nog deze verdere stap? Het wegnemen van een foetus in wording zou nu mogen tot 18 weken zwangerschap i.p.v. tot 12 weken, en de bedenktijd, de zo nodige tijd voor reflectie en overleg zou beperkt worden tot 48 uur i.p.v. tot zes dagen. Een abortus uitvoeren in de eerste 12 weken van de zwangerschap is reeds een ernstig ingrijpend gebeuren. Dit nu uitbreiden tot 18 weken is werkelijk een niet in te schatten ingreep op een potentieel menselijk wezen, op een leven in wording die reeds meer dan een halve zwangerschap groeit in de baarmoeder van een jonge vrouw of jong meisje. Als huisarts ben ik in mijn praktijk geregeld geconfronteerd geweest met de vraag naar abortus in tal van diverse, soms heel trieste omstandigheden. Ik was blij met de periode van zes dagen bedenktijd en het overleg met o.a. de familie waarbij de mogelijkheid werd overwogen van een alternatieve oplossing. Dikwijls kwamen we tot een intrekking van de beslissing tot abortus. Soms ook niet. De betrokkenen waren blij dat er werd geluisterd en dat de uiteindelijke beslissing kon worden genomen na ruim overleg. Vandaar dat het te betreuren valt dat de bedenktijd nu zou herleid worden tot 48 uur: iedereen weet dat een beslissing die in een panieksituatie, hals over kop, genomen wordt in veel gevallen resulteert in een verkeerde beslissing. Idem dito voor het verlengen van de duurtijd van de zwangerschap tot 18 weken. Men staat er onvoldoende bij stil dat op 18 weken of 4,5 maanden er reeds een behoorlijke vrucht aanwezig is van 20cm wiens hart kan kloppen en reeds beweegt. En dat de vrouw niet alleen deze vrucht al kan voelen, maar ook de effecten van de zwangerschapshormonen en andere lichamelijk gewaarwordingen eigen aan een evoluerende en gevorderde zwangerschap. Bij een abortus in deze fase verdwijnt elk criterium van beschermwaardigheid van het meest kwetsbare leven achter de horizon. Een prille abortus in de eerste weken kan worden uitgevoerd door toediening van een pil. Bij een iets langere zwangerschap is een curettage noodzakelijk, maar bij een langdurige zwangerschap is er doorgaans een opname noodzakelijk omdat er een soort minigeboorte dient te gebeuren via vaginale weg. Die wordt geïnduceerd via medicatie, en is een soort uitgelokte miskraam, waarbij door de arts met een tangetje de vrucht uit de baarmoeder wordt getrokken. Dit vergt een heel veilige omgeving, een correcte en veilige, risicoloze aanpak. Het is en blijft een vrij gecompliceerde ingreep op een reeds sterk ontwikkelde vrucht, een foetus in wording, een leven in wording. Het gegeven dat momenteel jaarlijks 450 à 500 Belgische vrouwen naar Nederland trekken voor een abortus tussen de 12 en de 24 weken kan grotendeels opgevangen worden door betere, zorgvuldige en doelgerichte seksuele voorlichting, een betere anticonceptie, en uiteindelijk een betere informatie over abortus en de bijhorende regelgeving. Nooit waren diverse voorbehoedsmiddelen zo talrijk en zo laagdrempelig aanwezig en effectief, en toch gebeuren jaarlijks in België nog om en bij de 20.000 abortussen vóór de 12 weken. Uiteraard is de opvang, de begeleiding en ondersteuning van de ongewenst zwangere vrouw van zeer groot belang, gezien de noodsituatie waarin ze verkeert. Ze maakt immers een tragische periode door, getekend door een verkrachting, een sociale tegenslag of een relatiebreuk, gekleurd door allerlei emoties en panieksituaties.De abortusmigratie van langdurig zwangeren zou wel eens van uit de ons omringende landen richting België kunnen keren als deze aanpassingen eenmaal wet zouden worden. Ook heel ongepast was de denigrerende communicatie van een abortusarts die abortus omschreef als 'een ingreep als alle andere', waarbij 'het cellen zijn als alle andere die je gewoon wegzuigt'. Waar is nog het respect voor de integriteit van het menselijk lichaam, van een menselijk leven in wording dat herleid wordt tot een aantal cellen die ongewenst aanwezig zijn? Het zijn 'maar cellen' die ik wegneem, zo sprak hij. Vandaar mijn bedenkingen omtrent het aanpassen van de abortuswetgeving. Nu zou het abortusrecht bovendien worden toegevoegd aan de 'Wet van de patiëntenrechten' van 2002. Een laatste bemerking in deze problematiek is het feit dat, net zoals bij euthanasie, niemand stilstaat bij de gevoelens die een arts ervaart bij het aborteren, en zeker bij langdurig zwangere vrouwen. Abortus is voor heel wat artsen geen 'louter medische handeling', maar een ingrijpend gebeuren op een leven in wording. We mogen als artsen die opgeleid zijn om zieken te genezen en gezondheidszorgen te verschaffen niet zomaar beschouwd worden als uitvoerders van dergelijke ingrepen die te moeilijk liggen om er zomaar gevoelloos overheen te walsen. De balans tussen het absolute zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven is niet meer in evenwicht, is qua waarden en normen afgetopt, en dreigt helaas verder af te glijden in de richting van het absolute zelfbeschikkingsrecht.