...

Beethovens zevende pianotrio, het laatste dat hij in dit kamermuziekgenre componeerde, kwam in 1811 tot stand. Het werd opgedragen aan aartshertog Rudolf. Met een uitvoering van dit Aartshertogtrio drie jaar later, met de 43-jarige componist aan de piano, nam Beethoven noodgedwongen afscheid van het podium.Zijn gehoor liet hem steeds meer in de steek en van subtiel samenspel met de viool en cello zal op dat moment geen sprake meer geweest zijn. Van het werk verscheen zopas een opname van uitzonderlijke kwaliteit door de broers Renaud (viool) en Gautier (cello) Capuçon, en pianist Frank Braley. Kamermuziekliefhebbers zullen smullen van deze uitvoeringen (ook het trio nr. 5 Geistertrio staat op de cd). Het zijn loepzuivere vertolkingen waarin subtiliteit en kracht goed gedoseerd worden en waarin ook stilistisch alles goed in de haak zit. Drie vurig kloppende kamermuziekharten ontmoeten elkaar hier in kamermuziek die nu en dan ook de allure van Beethovens tripelconcerto of het vijfde pianoconcerto ademt.Het Aartshertogtrio verwijst rechtstreeks naar de impact van Beethovens gehoorproblemen op zijn carrière. Ondanks de vele hypothesen lijkt de wetenschappelijke wereld er steeds meer vanuit te gaan dat Beethovens gehoorproblemen wel eens het een gevolg konden zijn van de vlektyfus die hij tijdens een concertreis in de winter 1795-96 opdeed in Berlijn. In een beperkt aantal gevallen kon die ziekte tot doofheid leiden.Een jaar na de ziekte ondervond Beethoven de eerste gehoorproblemen aan het rechteroor, enkele maanden later ook aan het linkeroor. En in zijn Beethovenbiografie beroept Jan Caeyers zich op dokter Sus Herbosch om te suggereren dat de remedies tegen vlektyfus, zoals het toedienen van kinine, vaak nog schadelijker waren dan de kwaal zelf. Volgens Caeyers valt dat bij de medicamentenfreak die Beethoven was zeker niet uit te sluiten. Vier jaar later begon de componist, die er totdantoe nog met niemand over sprak, te vrezen voor zijn pianistencarrière. In een brief aan zijn vriend dokter Wegeler vroeg hij om discretie en uitte hij klachten als chronische pijn, oorsuizen, overgevoeligheid voor luide klanken, en het minder goed kunnen waarnemen van hoge tonen. "Een leven dat geruisloos verloopt, dat is niets voor mij", liet Beethoven zich in die periode ontvallen. Ook het voeren van conversaties liep toen al moeilijker. Beethovens toenemende gehoorprobleem leidde in 1801 zelfs tot een crisis. Na een periode van herbronning koos hij voor een stoïcijnse aanvaarding van zijn lot en hij raakte ervan overtuigd dat hij een missie te vervullen had voor de mensheid. De muziek uit die tijd klinkt dan ook niet neerslachtig.Nu en dan uitte Beethoven een luide muzikale schreeuw van opstandigheid of produceerde hij klanken van vertwijfeling. Maar doorgaans componeerde hij bijzonder dynamische, levenslustige en vooral authentieke muziek. De komende tien jaar kon hij zijn carrière als pianist nog overeind houden. In 1811 viel zijn rechteroor echter helemaal uit en door de verslechtering van zijn linkeroor zette hij op 11 april 1814 met een uitvoering van het Aartshertogtrio een punt achter zijn carrière als pianist. Zonder die ernstige gehoorproblemen zou Beethoven nooit de status als componist bereikt hebben die hij vandaag bezit. Vanaf 1802 kwam het componeren namelijk steeds meer in de plaats van het pianospelen.Omdat Beethoven tot zijn 30ste goed had kunnen horen, kende hij de klankkleuren van de instrumenten, en was zijn inwendig voorstellingsvermogen uitstekend ontwikkeld. Zo kon hij uiteraard ook tijdens de periode van gehoorverlies perfect muziek in zijn hoofd horen klinken en die op muziekpapier aan de juiste instrumenten toevertrouwen.Als uitvoerder stootte hij echter op meer frustraties. Samenspelen werd alsmaar moeilijker en ook zichzelf horen spelen werd een probleem. Zo stimuleerde hij de pianobouwers om zijn piano te verstevigen zodat hij luider kon spelen. In 1818 kreeg de toen al grotendeels dove Beethoven een Londense Broadwoodpiano waarvan de volle, zangerige en volumineuze klank nog wat soelaas moest brengen en die zijn late pianosonates beïnvloedde. Wellicht heeft hij de trillingen die het instrument rijkelijk produceerde meer gevoeld dan gehoord.In die periode raakte Beethoven noodgedwongen, ondanks de conversatie- schriftjes en het gebruik van oortrompetten, steeds meer in zijn eigen wereld opgesloten. Beethoven eindigde daardoor als een norse, ietwat wereldvreemde componist. En zo ontstonden in het laatste decennium van zijn leven naast erg toegankelijke werken, ook werken die vooral de eigen inwendige wereld als referentiekader hadden. Beethovens doofheid zorgde bijgevolg voor grensverleggende werken, die tot vandaag als een geschenk voor de mensheid beschouwd mogen worden.