...

Hamvraag is waarom men zo mysterieus doet? De vraag stellen, is ze beantwoorden. De 'nieuwe berekeningsmethode' van de commissie zorgt namelijk voor een belangrijk precedent. Een communautair precedent in een dossier dat de gemoederen in noord en zuid al jaren verhit, ligt politiek uiteraard zeer gevoelig. Sinds de invoering van de contingentering hebben de Vlaamse en Franstalige gemeenschap namelijk recht op respectievelijk 60% en 40% van het federaal bepaalde aantal artsen met Riziv-activiteiten. De nieuwe berekeningswijze trekt deze verhouding 'beperkt scheef'. Het zuiden van het land heeft nu recht op 43,5%, de Vlaamse gemeenschap nog slechts op 56,5%. Al bezweert men dat dit een 'beperkt en tijdelijk fenomeen' is, het hoeft geen betoog dat dit in het noorden van het land zeer slecht zal vallen. En wel omdat de Vlaamse gemeenschap al in 1997 een toelatingsexamen voor de geneeskundestudies invoerde om de instroom in het beroep onder controle te houden. Dat lukte ook grotendeels. Tot voor kort deed Franstalig België helemaal niets. Men leverde onbeperkt nieuwe artsen af. Via de zogenaamde 'lissage' kregen ze eveneens toelating tot Riziv-activiteiten. De rekening volgt wel - of zou moeten volgen - in 2018. Dan zullen er in Franstalig België naar schatting 1.000 gediplomeerde artsen op overschot zijn. Het signaal dat de planningscommissie geeft met het loslaten van de 60/40-verhouding is derhalve bijzonder fout. De regio die het medisch aanbod rationeel plant, krijgt verhoudingsgewijs minder artsen toegewezen. Aan het landsdeel dat de zaken op zijn beloop liet, worden meer artsen toegewezen. De goede leerling wordt gestraft, de slechte beloond. Als pedagogisch hoogstandje kan dat tellen.