...

Het gebruik van oorlogsterminologie - strijden tegen de ziekte, een arsenaal aan behandelingen, de wapens die we ter beschikking hebben - om de aanpak van kanker te omschrijven, roept heel wat vragen op. De belangrijkste vraag is of dit taalgebruik patiënten eigenlijk wel helpt?Waarschijnlijk niet: mythes en metaforen over bepaalde ziektes, in het bijzonder over kanker, en de behandeling ervan kunnen de ongerustheid bij patiënten doen toenemen. Een artikel dat vorig jaar werd gepubliceerd, gaat zelfs verder. Het laat immers verstaan dat het gebruik van oorlogsterminologie en de visie waarin kanker als een vijand beschouwd wordt, preventief gedrag zou afremmen (gebruik van rood vlees, alcohol).In de media worden vaak superlatieven gebruikt zoals 'revolutionair', 'miraculeus', 'baanbrekend' om nieuwe kankerbehandelingen, zoals immunotherapie, te omschrijven. Dat is geen weerspiegeling van de klinische realiteit en ze kunnen de geest van de lezer verstoren. In andere gevallen roept het gebruik van die woorden vragen op. Vooral wanneer je weet dat voor bepaalde potentiële behandelingen geen enkel klinisch gegeven beschikbaar is bij de mens (preliminaire studies bij muizen, celcultuur, preklinische studies). Een overvloed aan superlatieven wordt dus beter vermeden om het publiek geen valse hoop te geven. Met andere woorden, de huid niet verkopen voor de beer geschoten is.Kanker is uiteindelijk een ziekte waarvoor (soms) preventie mogelijk is en waarvoor (heel vaak) een behandeling bestaat. Maar die behandeling werkt niet altijd. Niet heel sexy verwoord? Jammer, maar zo is het wel.