...

Het primaire eindpunt van deze gerandomiseerde studie, de Radiation Therapy Oncology Group (RTOG) 9804-studie, was het homolaterale lokale falen na een tumorectomie wegens DCIS (ductaal carcinoma in situ). Van de 585 onderzochte vrouwen werden er 287 behandeld met radiotherapie (RT) en 298 werden gewoon geobserveerd. De mediane follow-up was zeven jaar en de vrouwen waren gemiddeld 58 jaar oud. Er waren minder gevallen van lokaal falen in de RT-groep dan in de observatiegroep (2 vs. 19). Na zeven jaar bedroeg het percentage lokaal falen 0,9% in de RT-groep (95% betrouwbaarheidsinterval 0,0% - 2,2%) en 6,7% in de observatiegroep (95% BI 3,2% - 9,6%; hazard ratio 0,11; p < 0,001). De studie werd uitgevoerd bij patiënten met borstkanker met laag risico (bij mammografie gedefinieerd als een laaggradig of intermediair gradig DCIS met een diameter van minder dan 2,5 cm en resectieranden van 3 mm of meer). In de RT-groep was meer acute graad 1/2-toxiciteit dan in de observatiegroep (76% vs. 30%), maar de frequentie van graad 3/4-toxiciteit was vergelijkbaar in de twee groepen (4,0% vs. 4,2%). RT veroorzaakte ook late toxiciteit: graad 1 bij 30,0% van de patiënten, graad 2 bij 4,6% en graad 3 bij 0,7%. De auteurs concludeerden dat de frequentie van lokaal falen in die subgroep van patiënten met een laagrisico-DCIS na een mediane follow-up van zeven jaar laag was met observatie, maar nog significant lager na RT.