Hossein Borghaei
Hossein Borghaei

De studie heeft al aangetoond dat de progressievrije overleving (een van de twee primaire eindpunten) bij patiënten met een hoge mutationele belasting (≥10 mutaties/megabase) beter was met de combinatie nivolumab + ipilimumab, maar er wordt verder gezocht naar een vlotter toegankelijke biomarker. In een aantal studies bij niet-geselecteerde patiënten werden betere resultaten behaald met de combinatie van een PD-L1-antagonist + chemotherapie in geval van een hoge PD-L1-expressie in de tumor, maar er is nog discussie over de waarde van die biomarker.

In de CheckMate 227-studie werden 520 patiënten met een geringe PD-L1-expressie in de tumor (< 1%) in een 1-1-1-verhouding gerandomiseerd naar een van de volgende drie behandelingsgroepen:

  • nivolumab (3 mg/kg om de twee weken) + ipilimumab (1 mg/kg om de zes weken);
  • nivolumab in een vaste dosering van 360 mg om de drie weken + chemotherapie;
  • chemotherapie met optie pemetrexed als onderhoudstherapie na chemotherapie bij een spinocellulair carcinoom.

In Chicago werden de resultaten gerapporteerd van een vergelijkende analyse van nivolumab + chemotherapie (n = 177) versus chemotherapie alleen (n = 186). De initiële kenmerken van de patiënten waren vergelijkbaar. De patiënten werden behandeld gedurende minstens 11,2 maanden en hoogstens twee jaar.

Het aantal patiënten dat de behandeling heeft stopgezet wegens bijwerkingen, was vergelijkbaar in de twee groepen: 13% met de combinatie nivolumab + chemotherapie en 14% met chemotherapie alleen.

De progressievrije overleving was beter met nivolumab + chemotherapie dan met chemotherapie alleen (HR 0,74; 95% BI 0,58-0,94) (figuur 1) en dat was zo in de meeste onderzochte subgroepen. Dat wijst er dus op dat toediening van nivolumab heilzaam is, ook bij patiënten met een zeer geringe PD-L1-expressie in de tumor.

De resultaten waren beter bij patiënten met een niet-spinocellulair carcinoom (HR 0,68 versus 0,92 in geval van een spinocellulair carcinoom) en in geval van een hoge mutationele belasting (HR 0,56 versus 0,87 in geval van een lage mutationele belasting). Er werd een explorerende analyse verricht van de subgroep van patiënten met een zeer geringe PD-L1-expressie in de tumor (< 1%) naargelang van de mutationele belasting. Bij de patiënten met een hoge mutationele belasting (≥ 10 mutaties/megabase) bedroeg de progressievrije overleving na een jaar 45% bij de 38 patiënten van de 'nivolumab + ipilimumab'-groep, 27% bij de 43 patiënten van de 'nivolumab + chemotherapie'-groep en 8% bij de 48 patiënten van de chemotherapiegroep.

Bij de patiënten met een lage mutationele belasting (< 10 mutaties/megabase) was de progressievrije overleving na een jaar 18% zowel bij de 52 patiënten van de 'nivolumab + ipilimumab'-groep als bij de 54 patiënten van de 'nivolumab + chemotherapie'-groep en 16% bij de 59 patiënten van de chemotherapiegroep.

Dat alles wijst erop dat een immunotherapie met nivolumab gunstige klinische effecten heeft, zelfs bij patiënten met een geringe PD-L1-expressie in de tumor. Informatie over de mutationele belasting kan helpen bij het bepalen van het therapeutische beleid bij elke patiënt afzonderlijk.

Naar de presentatie van Hossein Borghaei. ASCO 2018, Chicago, 1-5 juni.

De studie heeft al aangetoond dat de progressievrije overleving (een van de twee primaire eindpunten) bij patiënten met een hoge mutationele belasting (≥10 mutaties/megabase) beter was met de combinatie nivolumab + ipilimumab, maar er wordt verder gezocht naar een vlotter toegankelijke biomarker. In een aantal studies bij niet-geselecteerde patiënten werden betere resultaten behaald met de combinatie van een PD-L1-antagonist + chemotherapie in geval van een hoge PD-L1-expressie in de tumor, maar er is nog discussie over de waarde van die biomarker.In de CheckMate 227-studie werden 520 patiënten met een geringe PD-L1-expressie in de tumor (< 1%) in een 1-1-1-verhouding gerandomiseerd naar een van de volgende drie behandelingsgroepen:In Chicago werden de resultaten gerapporteerd van een vergelijkende analyse van nivolumab + chemotherapie (n = 177) versus chemotherapie alleen (n = 186). De initiële kenmerken van de patiënten waren vergelijkbaar. De patiënten werden behandeld gedurende minstens 11,2 maanden en hoogstens twee jaar.Het aantal patiënten dat de behandeling heeft stopgezet wegens bijwerkingen, was vergelijkbaar in de twee groepen: 13% met de combinatie nivolumab + chemotherapie en 14% met chemotherapie alleen.De progressievrije overleving was beter met nivolumab + chemotherapie dan met chemotherapie alleen (HR 0,74; 95% BI 0,58-0,94) (figuur 1) en dat was zo in de meeste onderzochte subgroepen. Dat wijst er dus op dat toediening van nivolumab heilzaam is, ook bij patiënten met een zeer geringe PD-L1-expressie in de tumor.De resultaten waren beter bij patiënten met een niet-spinocellulair carcinoom (HR 0,68 versus 0,92 in geval van een spinocellulair carcinoom) en in geval van een hoge mutationele belasting (HR 0,56 versus 0,87 in geval van een lage mutationele belasting). Er werd een explorerende analyse verricht van de subgroep van patiënten met een zeer geringe PD-L1-expressie in de tumor (< 1%) naargelang van de mutationele belasting. Bij de patiënten met een hoge mutationele belasting (≥ 10 mutaties/megabase) bedroeg de progressievrije overleving na een jaar 45% bij de 38 patiënten van de 'nivolumab + ipilimumab'-groep, 27% bij de 43 patiënten van de 'nivolumab + chemotherapie'-groep en 8% bij de 48 patiënten van de chemotherapiegroep.Bij de patiënten met een lage mutationele belasting (< 10 mutaties/megabase) was de progressievrije overleving na een jaar 18% zowel bij de 52 patiënten van de 'nivolumab + ipilimumab'-groep als bij de 54 patiënten van de 'nivolumab + chemotherapie'-groep en 16% bij de 59 patiënten van de chemotherapiegroep.Dat alles wijst erop dat een immunotherapie met nivolumab gunstige klinische effecten heeft, zelfs bij patiënten met een geringe PD-L1-expressie in de tumor. Informatie over de mutationele belasting kan helpen bij het bepalen van het therapeutische beleid bij elke patiënt afzonderlijk.Naar de presentatie van Hossein Borghaei. ASCO 2018, Chicago, 1-5 juni.