...

Er werden in totaal 50 patiënten geïncludeerd met lokaal gevorderd ESSC (cT3-4 of cN1) in een universitair ziekenhuis tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015, 92% mannen en 8% vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedroeg 58,28 jaar (range 41-74). Zes procent van de patiënten vertoonde een klinisch stadium II, 58% een stadium III en 36% stadium IV-lym.Behandeling bestond uit preoperatieve chemotherapie (NCT), radiotherapie (NRT) of een combinatie van beide (NCRT). Het chemotherapieschema was meestal een combinatie van platinum met 5-fluorouracil. Combinatie met paclitaxel of docetaxel werd ook gebruikt. Bestraling en chemotherapie verliepen tegelijkertijd. De stralingsdosis bedroeg gewoonlijk 41,4 tot 50,4 Gy. Van de geïncludeerde patiënten onderging 54% NCT, 44% NCRT en 2% NRT. Heelkunde vond plaats ongeveer vier weken na neoadjuvante behandeling bij ongeveer de helft van de patiënten, de andere helft werd geopereerd na meer dan vier weken. Follow-up gebeurde om de drie maanden gedurende twee jaar en nadien zesmaandelijks tot vijf jaar na therapie. De mediane follow-up bedroeg 26 maanden.Postoperatieve complicaties bestonden vooral uit chirurgische naadlekkage (12%) en pneumonie (18%). De naadlekkage viel in vijf op de zes gevallen voor in de NCRT-groep. Neoadjuvante therapie had geen negatieve invloed op de postoperatieve morbiditeit. Voor alle patiënten samen bedroeg DFS en OS na een, twee en drie jaar respectievelijk 57%, 48%, 42% en 86%, 73% en 62%. Herval deed zich meestal voor onder vorm van longmetastasering of mediastinale lymfeklierinvasie, in deze studie meestal gediagnosticeerd door medische beeldvorming en niet door anatomopathologisch onderzoek. Hoewel er een trend was tot betere overleving bij de NCRT-groep dan bij hen die NCT of NRT ondergingen, was dit verschil niet significant (P=0,181). R0-resectie (microscopisch geen residuele tumorcellen na resectie), anastomoselek en ypTNM waren bij univariate analyse prognostisch significant (P=0,008, P=0,021 en P=0,001 respectievelijk), maar bij multivariate analyse bleek alleen ypTNM-score een onafhankelijke variabele voor DFS en OS.De auteurs van deze studie besluiten dat er in de literatuur omtrent NCRT, NRT en NCT als neoadjuvante therapie veel inconsistente resultaten zijn. Voor hun studie besluiten ze dat deze zijn beperkingen heeft gezien het een retrospectieve studie betreft en dat als onafhankelijke prognostische factor voor OS en DFS alleen de ypTNM kan worden weerhouden. Of neoadjuvante therapie de lange termijnoverleving beïnvloedt, vraagt verder onderzoek.Results of neoadjuvant therapy followed by esophagectomy for patients with locally advanced thoracic esophageal squamous cel carcinoma. Lin D, Ma L, Ye T et al. J Thorac Dis 2017 Feb;9 (2) : 318-326. Doi : 10.21037/jth 2017.02.19