...

De behandeling van patiënten met een chronische lymfatische leukemie (CLL) of een kleincellig B-cellymfoom (SLL, Small Lympocytic Lymphoma) die snel resistent worden tegen de initiële behandeling, is erg moeilijk als die patiënten 65 jaar of ouder zijn of een deletie van 17p vertonen. De therapeutische opties voor die patiënten waren tot voor kort zeer beperkt. Fase II-studies hebben de werkzaamheid van ibrutinib aangetoond. Ibrutinib is een geneesmiddel dat het brutontyrosinekinase remt. Jonh Byrd (Columbus, OH) et al. hebben in de RESONATE-studie, een fase 3-studie, ibrutinib vergeleken met ofatumumab bij patiënten met een recidief van of een refractaire CLL/SLL.Zelfs na kruising ... De studie werd uitgevoerd bij 391 patiënten. 40% was minstens 70 jaar oud en een derde vertoonde een deletie van 17p. De patiënten werden in een 1-1-verhouding gerandomiseerd naar ofatumumab (startdosis van 300 mg i.v. en daarna 11x een dosis van 2000 mg, n = 196) of ibrutinib per os (420 mg/d, n = 195) tot verergering van de ziekte of optreden van onaanvaardbare toxiciteit. De patiënten in de ofatumumabgroep mochten in geval van ziekteprogressie overschakelen op ibrutinib (n = 57). Die overschakeling vond plaats na 9 maanden. De mediane follow-up bedroeg 9,4 maanden. Het primaire eindpunt was de PFS zoals bepaald door een onafhankelijk comité. De PFS werd nog niet bereikt in de ibrutinibgroep en bedroeg 8,4 maanden in de andere groep. Ibrutinib verlaagde het risico op ziekteprogressie met 78% in vergelijking met ofatumumab (HR = 0,215; 95% BI: 0,146-0,317; p < 0,0001). "Die verbetering werd waargenomen in alle subgroepen: oudere patiënten, patiënten met een slechtere prognose ... In de groep die werd behandeld met ibrutinib, werd geen transformatie naar een richterysyndroom (hooggradig grootcellig lymfoom) waargenomen", legde John Byrd uit.Betere overleving Eén van de secundaire doelstellingen van de studie was de totale overleving. De totale overleving was significant beter met ibrutinib dan in de controlegroep (daling van het overlijdensrisico met bijna 57%, HR = 0,434; 95% BI: 0,238-0,789; p < 0,0049). "Dat is een opmerkelijk resultaat, ook al omdat het verschil in totale overleving gehandhaafd bleef na de overschakeling van 57 patiënten na 9 maanden. Die fase stemt overeen met het plateau van de overlevingscurve. Het totale responspercentage (ORR) bedroeg 42,6% met ibrutinib en 4,1% met ofatumumab. Het ORR + PR met een verhoogde lymfocytose was respectievelijk 62,6% en 4,1%. De frequentie van bijwerkingen was vergelijkbaar in de twee groepen. Spijsverteringssymptomen (nausea, diarree ...) en atriumfibrillatie zijn echter vaker opgetreden in de ibrutinibgroep. Het aantal patiënten met een ernstige bloeding en vermoeidheid was vergelijkbaar in de twee behandelingsgroepen. Ofatumumab veroorzaakte daarentegen meer neuropathie. Ibrutinib is een zeer efficiënt geneesmiddel bij patiënten met een CLL/SLL die niet reageert op een andere behandeling. Volgens de experts van de ASCO zal die studie waarschijnlijk invloed hebben op het therapeutische beleid bij een recidief van of een refractaire CLL/SLL (vervanging van toxischere chemotherapie door ibrutinib, dat bovendien de totale overleving en de progressievrije overleving verbetert).