...

Dat poneert de masterproef van Ortwin Top en Ann Van den Broeck in het kader van hun Master management en beleid van de gezondheidszorg (KU Leuven). Beide auteurs gingen onder meer aan de hand van een enquête de impact na van de covid-19-crisis op de recent gevormde locoregionale ziekenhuisnetwerken. Zorgprofessionals en leidinggevenden van 62 ziekenhuizen werkten eraan mee, 74% Vlaamse en 26% Franstalige instellingen. Het onderzoek had plaats bij aanvang van de derde golf. Nog voor de eerste coronagolf maakten de meeste ziekenhuizen reeds (informeel) deel uit van een netwerk. Op het hoogtepunt van de pandemie plooiden ze echter op zichzelf terug. Ziekenhuizen van eenzelfde netwerk legden wel frequenter informele contacten waarbij het overleg tussen artsen en directies vooral binnen persoonlijke netwerken gebeurde. Enkel samenwerking die al voor de crisis bestond, werd intenser. Globaal genomen ging het met de samenwerking met de eerste lijn tijdens de eerste twee covid-golven ook lichtjes de goede richting uit. De ziekenhuizen schuiven een aantal - gekende - hinderpalen naar voren. Vrij grote eensgezindheid is er (over de taalgrens heen) dat de complexe bevoegdheidsverdeling tussen het federale en het gemeenschapsniveau niet helpt. Ook het geografisch niet overeenstemmen van ziekenhuisnetwerken en eerstelijnszones in Vlaanderen vormt een belangrijke handicap. Wel merken beide auteurs op dat Vlaanderen voor de pandemie meer aandacht besteedde aan eerstelijnszones en Franstalig België eerder hospitalocentristisch denkt. Volgens deze bevraging hebben de ziekenhuisnetwerken op zich "weinig tot niks" bijgedragen om de problemen in de eerste en de tweede golf op te lossen. Concreet bevroeg men de impact van corona op 'infrastructuur & niet-covid-zorg', 'kennis, procedures en communicatie', 'personeel en artsen', 'geneesmiddelen & medische apparatuur' en 'beschermingsmateriaal'. "Samenwerking tijdens de crisis bleef beperkt tot het uitwisselen van materiaal en kennis", zo luidt het. "Kleinere ziekenhuizen verwachtten te vaak dat grote ziekenhuizen het oplossen. Dat zorgde vooral binnen de UZ's voor veel wrevel." Een belangrijke vraag ging over prioriteiten. Helder is dat ziekenhuizen voor zichzelf en voor het beleid duidelijk niet hetzelfde belangrijk vinden. Voor de ziekenhuizen primeren klinische en medisch-therapeutische aspecten. Ze kijken naar de overheid voor de uitbouw van een duidelijk financieel en wettelijk kader. Naast het medisch-therapeutische aspect schuift de ziekenhuissector - in die volgorde van prioriteit - 'logistiek/apotheek/biotechniek' en 'governance' naar voren. Financiële afspraken vinden ze minder belangrijk terwijl ze dat voor de overheid als het allerbelangrijkste zien, gevolgd door goed bestuur. Het medisch-therapeutische aspect komt pas daarna. Door corona werden de knelpunten bij de ontwikkeling van netwerken binnen het ziekenhuislandschap flink uitvergroot. Vlaamse ziekenhuizen zijn sterker overtuigd dan hun Franstalige evenknieën van de noodzaak tot samenwerking met de eerste lijn. Unaniem - zij het iets minder uitgesproken aan Nederlandstalige zijde - kanten ze zich tegen een afbouw van het aantal erkende bedden. Dat was voorzien in het Plan van Aanpak uit 2015 van voormalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD). Eén bed op de vijf moest tussen 2014 en 2025 worden afgebouwd. De onzekerheid over de concrete invulling van de netwerken leidt tot veel wantrouwen, zegt 85% van de respondenten. Tussen de ziekenhuizen onderling maar ook tussen de ziekenhuizen en de eerste lijn, over de aard van de samenwerkingsopties en over de financiële toekomst.