De PROSPER-studie werd uitgevoerd bij 1.401 patiënten (mediane leeftijd 74 jaar) die een hoog risico op metastasering liepen te oordelen naar de korte PSA-verdubbelingstijd (mediane tijd 3,8 maanden). De patiënten werden in een 2-1-verhouding gerandomiseerd naar een androgeendeprivatietherapie plus enzalutamide 160 mg/d (n = 933) of een androgeendeprivatietherapie plus een placebo (n = 468).

Het primaire eindpunt was de overleving zonder metastasen (MFS), zijnde de tijd tussen de randomisatie en het optreden van radiografische tumorprogressie of overlijden binnen 112 dagen na stopzetting van de behandeling.

De mediane MFS was 2,5-maal hoger in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: respectievelijk 36,6 en 14,7 maanden, HR 0,29; 95% BI 0,24 - 0,35; p <0,0001 (figuur 1).

Bij 219 patiënten van de enzalutamidegroep werd een van de items van het primaire eindpunt gedocumenteerd: 187 gevallen van radiografische tumorprogressie (85%) en 32 sterfgevallen zonder gedocumenteerde tumorprogressie (15%). Radiografische progressie bestond hoofdzakelijk in het optreden van nieuwe metastasen in de weke delen (50%, n = 109), de beenderen (32%, n = 71) of beide samen (3%, n = 7).

De evenementen van het primaire eindpunt die zich hebben voorgedaan in de placebogroep, waren overwegend (98%) gevallen van radiografische progressie: 132 nieuwe metastasen in de weke delen (58%), 79 nieuwe botmetastasen (35%) en 13 nieuwe bot- én wekedelenmetastasen (6%). In 2% van de gevallen betrof het sterfgevallen zonder gedocumenteerde tumorprogressie.

De gunstige effecten van enzalutamide werden teruggevonden in alle onderzochte subgroepen, vooral bij de patiënten met een kortere PSA-verdubbelingstijd, patiënten uit verschillende geografische streken en patiënten met een initiële performantiescore van 0 of 1.

De tijd tot stijging van het PSA-gehalte was 37,2 maanden in de enzalutamidegroep en 3,9 maanden in de placebogroep (HR 0,07; 95% BI 0,05 - 0,08; p <0,0001). De mediane tijd tot starten van een nieuwe kankertherapie was ook significant langer in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: respectievelijk 39,6 en 17,7 maanden (HR 0,21; 95% BI 0,17 - 0,26; p < 0,0001).

Op het ogenblik van de analyse was de mediane overleving in beide groepen nog niet bereikt, maar volgens de eerste gegevens zou het relatieve overlijdensrisico duidelijk lager zijn met enzalutamide.

Bijwerkingen werden gerapporteerd bij 87% van de patiënten van de enzalutamidegroep en bij 77% van de patiënten van de placebogroep. Graad ≥ 3-bijwerkingen werden gerapporteerd bij respectievelijk 31% en 21% van de patiënten. De frequentste ≥ 3-bijwerkingen in de enzalutamidegroep waren hypertensie (5%), vermoeidheid (3%) en hematurie (2%). Alle andere bijwerkingen zijn opgetreden bij hoogstens 1% van de patiënten.

Er hebben zich vaker ernstige cardiale accidenten voorgedaan in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: bij respectievelijk 48 (5%) en 13 (3%) patiënten. Enzalutamide veroorzaakte ook vaker geheugenstoornissen: bij respectievelijk 48 (5%) en 9 (2%) patiënten.

Deze studie en de SPARTAN-studie met apalutamide, die soortgelijke resultaten heeft opgeleverd, zouden moeten resulteren in een wijziging van het beleid bij patiënten met een niet-gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker. Er is nog geen enkele behandeling goedgekeurd in die indicatie.

C Sternberg et al. Poster Session 45 #604, EAU 2018, Kopenhagen 16-20 maart

De PROSPER-studie werd uitgevoerd bij 1.401 patiënten (mediane leeftijd 74 jaar) die een hoog risico op metastasering liepen te oordelen naar de korte PSA-verdubbelingstijd (mediane tijd 3,8 maanden). De patiënten werden in een 2-1-verhouding gerandomiseerd naar een androgeendeprivatietherapie plus enzalutamide 160 mg/d (n = 933) of een androgeendeprivatietherapie plus een placebo (n = 468). Het primaire eindpunt was de overleving zonder metastasen (MFS), zijnde de tijd tussen de randomisatie en het optreden van radiografische tumorprogressie of overlijden binnen 112 dagen na stopzetting van de behandeling.De mediane MFS was 2,5-maal hoger in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: respectievelijk 36,6 en 14,7 maanden, HR 0,29; 95% BI 0,24 - 0,35; p <0,0001 (figuur 1).Bij 219 patiënten van de enzalutamidegroep werd een van de items van het primaire eindpunt gedocumenteerd: 187 gevallen van radiografische tumorprogressie (85%) en 32 sterfgevallen zonder gedocumenteerde tumorprogressie (15%). Radiografische progressie bestond hoofdzakelijk in het optreden van nieuwe metastasen in de weke delen (50%, n = 109), de beenderen (32%, n = 71) of beide samen (3%, n = 7). De evenementen van het primaire eindpunt die zich hebben voorgedaan in de placebogroep, waren overwegend (98%) gevallen van radiografische progressie: 132 nieuwe metastasen in de weke delen (58%), 79 nieuwe botmetastasen (35%) en 13 nieuwe bot- én wekedelenmetastasen (6%). In 2% van de gevallen betrof het sterfgevallen zonder gedocumenteerde tumorprogressie. De gunstige effecten van enzalutamide werden teruggevonden in alle onderzochte subgroepen, vooral bij de patiënten met een kortere PSA-verdubbelingstijd, patiënten uit verschillende geografische streken en patiënten met een initiële performantiescore van 0 of 1.De tijd tot stijging van het PSA-gehalte was 37,2 maanden in de enzalutamidegroep en 3,9 maanden in de placebogroep (HR 0,07; 95% BI 0,05 - 0,08; p <0,0001). De mediane tijd tot starten van een nieuwe kankertherapie was ook significant langer in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: respectievelijk 39,6 en 17,7 maanden (HR 0,21; 95% BI 0,17 - 0,26; p < 0,0001).Op het ogenblik van de analyse was de mediane overleving in beide groepen nog niet bereikt, maar volgens de eerste gegevens zou het relatieve overlijdensrisico duidelijk lager zijn met enzalutamide.Bijwerkingen werden gerapporteerd bij 87% van de patiënten van de enzalutamidegroep en bij 77% van de patiënten van de placebogroep. Graad ≥ 3-bijwerkingen werden gerapporteerd bij respectievelijk 31% en 21% van de patiënten. De frequentste ≥ 3-bijwerkingen in de enzalutamidegroep waren hypertensie (5%), vermoeidheid (3%) en hematurie (2%). Alle andere bijwerkingen zijn opgetreden bij hoogstens 1% van de patiënten.Er hebben zich vaker ernstige cardiale accidenten voorgedaan in de enzalutamidegroep dan in de placebogroep: bij respectievelijk 48 (5%) en 13 (3%) patiënten. Enzalutamide veroorzaakte ook vaker geheugenstoornissen: bij respectievelijk 48 (5%) en 9 (2%) patiënten.Deze studie en de SPARTAN-studie met apalutamide, die soortgelijke resultaten heeft opgeleverd, zouden moeten resulteren in een wijziging van het beleid bij patiënten met een niet-gemetastaseerde castratieresistente prostaatkanker. Er is nog geen enkele behandeling goedgekeurd in die indicatie.C Sternberg et al. Poster Session 45 #604, EAU 2018, Kopenhagen 16-20 maart