Veel onderzoek wordt verricht naar markers die het optreden van epilepsie kunnen voorspellen, weefselzones opsporen die spontane epilepsieaanvallen kunnen uitlokken, of de respons op de behandeling voorspellen, aldus B. Leal (Porto, Portugal). Mogelijke markers zijn enzymen, peptiden, metabolieten, elektro-encefalografische parameters, beeldvormingsmarkers,... En micro-RNA's.

Micro-RNA's zijn goede kandidaten: ze zijn stabiel en vrij homogeen en kunnen vrij gemakkelijk in biologisch vocht zoals plasma en serum worden bepaald met verschillende methoden. Er blijken tal van kandidaten te zijn: meer dan honderd stoffen, die op verschillende niveaus in de pathofysiologie van epilepsie meespelen: neurotransmissie, plasticiteit, ontsteking van de neuronen,...

Micro-RNA 134

Veel belangstelling gaat uit naar micro-RNA 134, dat specifiek is voor de hersenen en hoofdzakelijk tot expressie wordt gebracht in de hippocampus. Micro-RNA 134 beïnvloedt de differentiatie van de neuronen, de vorm van de dendritische cellen, de plasticiteit van de synapsen en het afsterven van neuronen en speelt een rol bij het aanleren en de cognitie.

Dierexperimenteel onderzoek heeft uitgewezen dat micro-RNA 134 sterk tot expressie wordt gebracht bij epilepsie. Een overexpressie is ook beschreven bij patiënten met mesiotemporale epilepsie. Die overexpressie kan worden tegengegaan met bepaalde geneesmiddelen.

Driemaal hogere spiegel

De onderzoekers hebben de serumspiegel van micro-RNA 134 gemeten bij 44 patiënten met mesiotemporale epilepsie met sclerose van de hippocampus en bij 44 gezonde controlepersonen. Van de 44 patiënten vertoonden er 33 een therapieresistente epilepsie.

De concentratie van micro-RNA was driemaal hoger bij de patiënten met epilepsie dan bij de gezonde controlepersonen. De correlatie was nog sterker bij patiënten met een therapieresistente epilepsie.

De onderzoekers hebben zo'n correlatie niet teruggevonden bij genetische veralgemeende epilepsie (GGE, genetic generalized epilepsy). Die observatie bevestigt dus dat micro-RNA 134 zou kunnen dienen als therapeutische target, maar dr. Leal was toch voorzichtig in haar conclusies en zei dat een panel van micro-RNA's een hogere diagnostische waarde zou kunnen hebben bij mesiotemporale epilepsie met sclerose van de hippocampus dan enkel micro-RNA 134. Ze voegde er nog aan toe dat de therapeutische perspectieven nog moeten worden bevestigd.

B. Leal et al., Abstract O 210, 4th Congress of the European Academy of Neurology, Lissabon, juni 2018.

Veel onderzoek wordt verricht naar markers die het optreden van epilepsie kunnen voorspellen, weefselzones opsporen die spontane epilepsieaanvallen kunnen uitlokken, of de respons op de behandeling voorspellen, aldus B. Leal (Porto, Portugal). Mogelijke markers zijn enzymen, peptiden, metabolieten, elektro-encefalografische parameters, beeldvormingsmarkers,... En micro-RNA's. Micro-RNA's zijn goede kandidaten: ze zijn stabiel en vrij homogeen en kunnen vrij gemakkelijk in biologisch vocht zoals plasma en serum worden bepaald met verschillende methoden. Er blijken tal van kandidaten te zijn: meer dan honderd stoffen, die op verschillende niveaus in de pathofysiologie van epilepsie meespelen: neurotransmissie, plasticiteit, ontsteking van de neuronen,...Micro-RNA 134 Veel belangstelling gaat uit naar micro-RNA 134, dat specifiek is voor de hersenen en hoofdzakelijk tot expressie wordt gebracht in de hippocampus. Micro-RNA 134 beïnvloedt de differentiatie van de neuronen, de vorm van de dendritische cellen, de plasticiteit van de synapsen en het afsterven van neuronen en speelt een rol bij het aanleren en de cognitie.Dierexperimenteel onderzoek heeft uitgewezen dat micro-RNA 134 sterk tot expressie wordt gebracht bij epilepsie. Een overexpressie is ook beschreven bij patiënten met mesiotemporale epilepsie. Die overexpressie kan worden tegengegaan met bepaalde geneesmiddelen. Driemaal hogere spiegel De onderzoekers hebben de serumspiegel van micro-RNA 134 gemeten bij 44 patiënten met mesiotemporale epilepsie met sclerose van de hippocampus en bij 44 gezonde controlepersonen. Van de 44 patiënten vertoonden er 33 een therapieresistente epilepsie. De concentratie van micro-RNA was driemaal hoger bij de patiënten met epilepsie dan bij de gezonde controlepersonen. De correlatie was nog sterker bij patiënten met een therapieresistente epilepsie.De onderzoekers hebben zo'n correlatie niet teruggevonden bij genetische veralgemeende epilepsie (GGE, genetic generalized epilepsy). Die observatie bevestigt dus dat micro-RNA 134 zou kunnen dienen als therapeutische target, maar dr. Leal was toch voorzichtig in haar conclusies en zei dat een panel van micro-RNA's een hogere diagnostische waarde zou kunnen hebben bij mesiotemporale epilepsie met sclerose van de hippocampus dan enkel micro-RNA 134. Ze voegde er nog aan toe dat de therapeutische perspectieven nog moeten worden bevestigd. B. Leal et al., Abstract O 210, 4th Congress of the European Academy of Neurology, Lissabon, juni 2018.