...

De auteurs voerden twee fase III-studies uit bij dit type patiënten, telkens voor een duur van 12 weken. In POLARIS-1 werden patiënten met een HCV-genotype 1-infectie die eerder al een NS5A-inhibitor hadden gekregen, gerandomiseerd tot sofosbuvir (een nucleotide polymerase inhibitor)-velpatasvir (een NS5A-inhibitor)-voxilaprevir (een protease-inhibitor) (n=150) of tot placebo (n=150) in een verhouding 1:1. Patiënten met andere genotypen werden in de sofosbuvir-velpatasvir-voxilaprevir-groep geïncludeerd (n=114). In de actief behandelde groepen bereikte 96% een SVR (versus 0% met placebo). In POLARIS-4 werden patiënten met genotypen 1, 2 en 3 die eerder wel een schema met een DAA maar geen NS5A-inhibitor hadden gekregen, gerandomiseerd tot sofosbuvir-velpatasvir-voxilaprevir (n=163) of tot sofosbuvir-velpatasvir (n=151). Een groep van 19 patiënten met een HCV-genotype 4-infectie kregen eveneens sofosbuvir-velpatasvir-voxilaprevir. De SVR werd bereikt bij 98% in de groep met tritherapie en 90% in de groep met bitherapie. De meest voorkomende nevenwerkingen waren hoofdpijn, vermoeidheid, diarree en nausea. Globaal stopte slechts 1% van de patiënten de medicatie wegens nevenwerkingen.Bourlière M et al. Sofosbuvir, Velpatasvir, and Voxilaprevir for Previously Treated HCV Infection. N Engl J Med 2017; 376:2134-46.http://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMoa1613512?query=TOC