...

Om die vraag te beantwoorden, heeft een Amerikaanse groep 1.521 patiënten gerekruteerd die deelnemen aan de beroemde Framingham Heart Study en bij wie de voedselinname tijdens het jaar voor een van de follow-upconsultaties werd geëvalueerd met een vragenlijst. De hoeveelheid vet in de lever werd tweemaal (2002-2005 en 2008-2011) gemeten met een CT-scan met berekening van een LPR (liver phantom ratio). Er werd een negatieve correlatie waargenomen tussen de LPR en de hoeveelheid vet in de lever. Hoe hoger de LPR, des te minder vet er in de lever zat.De onderzoekers hebben vervolgens het effect van wijziging van twee gevalideerde voedselscores (MDS voor Mediterranean-style diet score en AHEI voor Alternative Healthy Eating Index) op de hoeveelheid vet in de lever (primair eindpunt) en de incidentie van leververvetting geëvalueerd.Voor elke stijging van de MDS/AHEI-score met één standaarddeviatie steeg de LPR met 0,57 (95% BI 0,27 tot 0,86; p < 0,001)/0,56 (95% BI 0,29 tot 0,84; p < 0,001) en daalde de waarschijnlijkheid van leversteatose met 26% (95% BI 10 tot 39%; p = 0,002)/21% (95% BI, 5% tot 35%; p = 0,02).Een stijging van de scores correleerde ook met een geringere waarschijnlijkheid van ontwikkeling van steatose. Die informatie is bijzonder nuttig voor mensen met een hoog genetisch risico. Een betere voeding kan dan de ophoping van vet in de lever sterk tegengaan.J Ma et al. Gastroenterology 2018 Mar 28. [Online gepubliceerd voor de papieren versie]