...

In deze prospectieve studie werden 1.503 individuen zonder erosieve oesofagitis opgevolgd gedurende 34 maanden met oesofagogastroduodenoscopie en CT-scan. De hoeveelheid abdominaal vet werd opgedeeld in kwartielen, zowel bij de start als in de follow-up. 83 deelnemers kregen oesofagitis. In vergelijking met het eerste kwartiel abdominaal vet bij de start, was de kans op oesofagitis zo'n viermaal groter in het derde kwartiel (OR=3,96, 95% CI: 1,54-10,18) en in het vierde kwartiel (4,67; 1,79-12,23) van de startwaarde. Het was meer dan verdubbeld in het vierde kwartiel van de follow-upwaarde (2,76; 1,47-5,21). Alle waarden waren sterk significant (p<0,001). Het optreden van oesofagitis was omgekeerd evenredig met de H. pylori-status in de follow-up en recht evenredig met de aanwezigheid van een hiatale hernia en roken in de follow-up. Het ging niet gepaard met refluxsymptomen, de H. pylori-status, de aanwezigheid van een hiatale hernia of roken bij de start. De auteurs besluiten dat meer visceraal vet bij de start of in de follow-up, en grotere veranderingen in visceraal vet lineair gepaard gaan met de ontwikkeling van een erosieve oesofagitis.Nam Su Youn et al. Effect of abdominal visceral fat on the development of new erosive oesophagitis: a prospective cohort study. Eur J Gastroenterol Hepatol 2017;29(4):388-95. doi: 10.1097/MEG.0000000000000799