...

Vooreerst stelt Vandenbroucke dat de groeinorm in de gezondheidszorg een controversieel onderwerp was na de installatie van de regering Verhofstadt I in 1999. Overeengekomen was dat de coalitiepartners jaar na jaar opnieuw zouden onderhandelen over de hoogte van de groeinorm.Niet-lineaire correcties "Dat liet toe flink druk uit te oefenen op de belangrijkste spelers binnen de gezondheidszorg -artsen, paramedici, ziekenhuismanagers, ziekenfondsen. Een hoge groeinorm was mogelijk maar ze moesten die dan wel verdienen. Met name door voortdurend te streven naar meer interne efficiëntie en modernisering", aldus Vandenbroucke. Dat leidde uiteindelijk tot de Agenda 2002 (**) die het doelmatig gebruik van middelen en het individueel responsabiliseren van zorgverleners en ziekenhuizen uitwerkt. De voormalige minister van sociale zaken wijst er ook op dat in de gezondheidszorg van de jaren 1990 vaak lineaire correcties werden toegepast. Vanaf 1999 liet de jaarlijks te onderhandelen groei en de Agenda 2002 de introductie toe van niet-lineaire correctiemechanismen. Niet onbelangrijk is dat Vandenbroucke er ook aan toevoegt dat de notie 'individuele verantwoordelijkheid' de erkenning impliceert van ongerechtvaardigde verschillen in medische praktijkvoering. "Soms -hoewel niet altijd-," aldus Vandenbroucke, "gaat het over regionale of noord-zuid-verschillen. Maar tegelijk erkende de notie 'individuele verantwoordelijkheid' ook dat men de verschillen niet zou oplossen -zelfs niet al zijn ze deels een noord-zuid aangelegenheid - door het Belgische systeem in twee te splitsen. Wel moet een grotere individuele verantwoordelijkheid aangemoedigd worden bij het maken van keuzes in de gezondheidszorg."Verhofstadt II Die dynamiek in de gezondheidszorg veranderde echter met de komst van Verhofstadt II in 2004. Toen introduceerde de regering de 4,5%-groeinorm en dat noemt Vandenbroucke "een ongelukkige beleidskeuze die het resultaat is van politieke controverses in aanloop naar de verkiezingen." Hij wijst erop dat door een vaste groeinorm de druk op de zorgverstrekkers om efficiënt te werken, vermindert. Het is dan immers niet langer nodig inspanningen te leveren om de uitgaven in de gezondheidszorg te beperken. Het onmiddellijke gevolg is dat de motivatie om in de gezondheidszorg een 'evidence based' financieel management toe te passen vermindert. Frank Vandenbroucke in 'The active welfare state revisited': "Mijn argument toen was niet dat de uitgavengroei in de gezondheidszorg niet hoger mag liggen dan de groei van het BNP. Integendeel, op lange termijn valt perfect te verantwoorden dat een stijgend deel van het nationaal inkomen aan gezondheid zou besteed worden. Gezien het belang dat individuele personen hechten aan gezonde levensjaren kan men dit puur rationeel ook wel verwachten. De stijgende uitgaven voor gezondheidszorg zetten onze welvaartstaten onder budgettaire druk, maar daar zijn goede redenen voor. Pogingen om de uitgavengroei lager te houden dan de groei van het nationaal inkomen zullen leiden tot lacunes in de zorg, en zijn uiteindelijk gedoemd te mislukken. Maar het is slecht beleid om de groeinorm voor onbepaalde tijd vast te leggen", besluit hij.