...

Het Grondwettelijk Hof vroeg zelf een aantal verduidelijkingen aan het Europese Hof van Justitie. Die moeten helpen vaststellen of de veranderingen die in de wet moeten worden aangebracht, met terugwerkende kracht zullen gelden - dan wel of de actuele wet voorlopig nog van kracht kan blijven. Tot zo lang het Europese Hof niet heeft geantwoord, blijft de wet gelden.Advocate Sylvie Tack, die de belangen van enkele plastische chirurgen in de zaak verdedigde, licht toe wat de gevolgen zijn van het arrest van het Grondwettelijk Hof voor de esthetische chirurgie. Het Hof bestudeerde in hetzelfde Arrest van 28 september de beroepszaken die waren ingesteld door verenigingen van de chiropractors en osteopaten. De vraag of de btw-wet de beoefenaars van niet-conventionele praktijken op dezelfde manier moet behandelen als de erkende gezondheidszorgberoepen, werd doorgeschoven naar het Europese Hof.Het Grondwettelijk Hof geeft als antwoord op het bezwaar van meester Tack dat de nieuwe btw-regels voor esthetische geneeskunde - artikels 110 en 111 van de wet van 26 december 2015 - onwettig want onduidelijk zijn, dat de wetgever deze artikels inderdaad zal moeten herschrijven zodat ze volledig in overeenstemming zijn met de Europese richtlijn. Het Grondwettelijk Hof verduidelijkt ook dat wanneer btw-plicht wordt ingevoerd voor esthetische ingrepen, die laatste term erg strikt begrepen moet worden. Het moet gaan om zuiver cosmetische ingrepen: zodra er enigszins sprake is van een therapeutisch doel, is de ingreep vrijgesteld van btw.Om in overeenstemming te zijn met de Europese richtlijn, zullen de artikels duidelijker moeten aangeven welke diensten vrijgesteld worden van btw en welke niet. Diensten zijn wel onderworpen aan btw als ze niet onmisbaar zijn voor de prestaties die vrijgesteld zijn van btw - en ook diensten met een zuiver commercieel karakter zijn dat. Telefonieservices voor patiënten die een zuiver esthetische ingreep ondergaan, zijn bijvoorbeeld btw-plichtig, of de verkoop van schoonheidsproducten in het ziekenhuis. En op bedden in ziekenhuizen voor patiënten die een puur cosmetische ingreep ondergaan, wordt btw geheven.Voor het Hof is het therapeutische karakter van een ingreep bepalend om vrijgesteld te zijn van btw - en niet het criterium dat een prestatie is opgenomen in de nomenclatuur of beantwoordt aan de voorwaarden voor terugbetaling volgens de nomenclatuur. De nomenclatuur voorziet mogelijk in terugbetaling van bepaalde ingrepen met zuiver esthetisch karakter. Daarnaast zijn er prestaties met een duidelijke therapeutisch oogmerk die niet opgenomen zijn in de nomenclatuur.Het Grondwettelijk Hof volgde advocate Tack niet in haar redenering dat de nieuwe btw-regels discriminerend zouden zijn voor patiënten met een psychische aandoening. Maar het stelt daarbij wel duidelijk dat het therapeutische karakter van een esthetische ingreep evengoed geldt bij een psychische aandoening als bij een lichamelijke. Het Hof vindt bovendien dat het in de eerste plaats aan de arts die de ingreep uitvoert, toekomt om over dit therapeutische karakter te oordelen.Het Hof oordeelde verder dat de btw-regeling voor esthetisch chirurgen discriminerend is omdat andere zorgverleners die ingrepen uitvoeren met een puur cosmetisch karakter wel vrijgesteld blijven van btw: tandartsen bijvoorbeeld. Het Hof vindt daarnaast dat dezelfde btw-regels (bij esthetische ingrepen) moeten gelden voor thuisverpleegkundigen als voor verpleegkundigen in het ziekenhuis.Niet Sylvie Tack maar nog andere advocaten voerden voor het Hof aan dat de wet plastisch chirurgen discrimineert, omdat zij onderworpen zouden zijn aan btw als ze prestaties verrichten buiten de nomenclatuur, maar andere artsen die niet aan de nomenclatuur gebonden prestaties verrichten, geen btw wordt opgelegd. Het zou dan bijvoorbeeld gaan om artsen die als expert een advies verstrekken. Het Hof volgt die redenering.Het Hof had evenwel geen oren voor het argument dat huisartsen die de nazorg doen bij een puur cosmetische ingreep, of de anesthesist die instaat voor de verdoving bij deze ingreep, vrijgesteld moeten zijn van btw. Ze voeren immers dezelfde handeling uit, ongeacht het karakter van de ingreep waarover het gaat, voerde meester Tack aan. Maar het Hof oordeelt dat het karakter van de (hoofd)ingreep bepaalt of ook de andere betrokken artsen al dan niet vrijgesteld zijn van btw. Een cardioloog die een preoperatief onderzoek verricht, zou dan btw moeten rekenen als de ingreep waarvoor dit gebeurt een zuiver esthetisch en geen therapeutisch karakter heeft.Ten slotte stelde het Grondwettelijk Hof ook een 'prejudiciële' vraag aan het Europese Hof over het gebruik van twee btw-tarieven voor geneesmiddelen en hulpmiddelen bij chirurgie als gevolg van de wet van 26 december 2015. Als het om een therapeutische ingreep gaat, geldt een verlaagd tarief van 6%, en bij een louter esthetische ingreep bedraagt het btw-tarief 21%. Vraag is of hier geen 'fiscale neutraliteit' moet gelden: voor soortgelijke diensten moet dan eenzelfde fiscale regeling van kracht zijn.